Menu

M. Nussbaum

‘Met woorden heb je nog geen vrijheid’

Door Sens kritiek is er een verschuiving in de visie.

1. Aandacht voor de kwaliteit van het leven

RAWLS:

Ten eerste is het werken met capabilities onvermijdelijk cultuurgebonden en dus is de theorie van Rawls niet langer universeel toepasbaar…

SEN:

Terecht oordeelt Rawls dat er heel weinig capabilities zijn die in alle samenlevingen op dezelfde wijze gewaardeerd worden (toegang tot onderwijs is niet opgenomen)

Maar dat neemt niet weg dat Sen een absolute kern van basismogelijkheden behoudt

NUSSBAUM:

Aandacht voor kwaliteit van leven.

Ook sociale vaardigheden zijn universeel, alle dimensies moeten aanwezig zijn om te kunnen spreken van een volwaardig menselijk leven.

  • het ontwikkelen van intellectuele, zintuiglijke en creatieve vaardigheden, onder meer door het onderwijs;
  • het ontwikkelen van een gezond emotioneel leven;
  • gewetensvrijheid en de mogelijkheid tot contemplatie;
  • de ontwikkeling van emotionele banden met significante anderen, zonder enige vorm van discriminatie;
  • het ontwikkelen van een zinvolle band met de fysieke omgeving;
  • het ontwikkelen van een zinvolle vrijetijdsbesteding;
  • controle over de eigen leefomgeving, zowel in politieke als in fysieke zin.


Het goede leven is geen ‘toestand’ maar een ‘activiteit’, een manier van functioneren. Om goed te functioneren zijn bepaalde capaciteiten of vaardigheden essentieel. Een aantal ‘capabilities’ verwijzen naar de basisbehoeften

Ze is de enige die de discussie over vrijheid verschuift, van de puur materiële herverdeling naar de vraag naar menselijke waardigheid (equality of welfare).

Aandacht ook voor een groepsgebonden drempelbenadering

RAWLS: tweede argument tegen de capabilities-benadering -> compleet onwerkbaar,

Als de overheid naast de verdeling van de primaire goederen ook nog rekening moet houden met de manier waarop ze individueel gebruikt worden, dan is het beginsel van ‘gelijkheid van middelen’ onwerkbaar.

Ze pleit voor een soort drempelbenadering wat de capabilities betreft. Het gaat erom dat hele bevolkingsgroepen in staat worden gesteld voldoende capabilities te ontwikkelen. Groepsgebonden verschillen worden aangepakt, persoongebonden verschillen zijn minder van belang.

Voordeel:

  • werkbaar,
  • groepsgebonden ongelijkheden liggen buiten de wil van het individu
  • groepsgebonden ongelijkheden druisen in tegen de menselijke waardigheid

Lees meer...

De kritiek van A. Sen

Sens aandacht voor de reële keuzemogelijkheden of capabilities Volgens de Brits-Indische econoom Amartya Sen is het niet voldoende te kijken naar de ‘primaire goederen’, je moet ook oog hebben voor de reële mogelijkheden om er gebruik van te maken. Met mogelijkheden bedoelt hij dus een soort vrijheid om diverse levensstijlen te voeren. Als de keuze door armoede of door culturele vormen van onderdrukking bepaald wordt, kunnen we spreken van een inbreuk op de capabilities van de betrokken persoon. Dan kunnen ze wel alle middelen hebben om gelijk te zijn met andere, maar door culturele verschillen gebruiken ze die kansen niet.

(bv een persoon die ziek is en geen geld heeft om medische behandelingen te krijgen, zal niet meteen sterven, maar zal de vrijheid missen om dingen te doen voor zichzelf en anderen)

Lees meer...

De kritiek van M. Walzer

Hij levert vooral kritiek op universalistische pretenties. Volgens Walzer is dit onmogelijk: elke handelingssfeer heeft zijn eigen finaliteit en dus zijn eigen rechtvaardigheidsnormen. Intieme en professionele handelingssfeer is helemaal anders, we behandelen de ander niet slecht, gewoon anders.

1. Het blokkeren van de uitwisseling of ‘complexe gelijkheid’

  • Hij pleit voor een waterdichte opdeling van de diverse handelingssferen
  • En komt zo tot zijn notie van ‘complexe gelijkheid’ De maatschappij draait op ongelijkheid (examens om de goede en slechte leerlingen te onderscheiden, loonverschillen om de economie in stand te houden, zus of lief behandel je niet gelijk,…) Er moet gelijkheid zijn maar niet overal.
  • Streven naar een beperking van de uitwisselingsmogelijkheden tussen de diverse levenssferen is het opzet. (uitwisselingsmogelijkheden bv: goede economische positie gebruiken om een goede politieke positie te krijgen) er zij genoeg handelingssferen, iedereen heeft kansen.
  • Dus als we als samenleving een grotere mate van gelijkheid willen bereiken, moeten we niet in eerste instantie streven naar een verminderen van de ongelijkheden binnen de handelingssferen, maar moeten we de uitwisseling tussen de sferen blokkeren.


Die stelling roept op z’n minst twee vragen op:

  • is het mogelijk een dergelijke uitwisseling te blokkeren . Het blokkeren van de uitwisseling onderschat de onderscheidingsdrang: Mensen zijn creatief in het omzeilen van dergelijke beperkingen, Walzer onderschat de menselijke onderscheidingsdrang. Handelingen in de economische sfeer zijn betrokken op alle andere sferen (veel geld, groot huis, goede buurt, langer studeren, op reis kunnen,…)
  • is dat voldoende om een situatie van ‘complexe gelijkheid’ te realiseren? Voorbij de uitwisseling door cognitieve transferprocessen. De verhoudingen tussen de diverse handelingsferen zijn niet noodzakelijk het gevolg van uitwisselingsprocessen. Walzer houdt onvoldoende rekening met de transfereerbaarheid van vaardigheden. We kunnen vaardigheden die we leren in een bepaald handelingsgebeid (bv school) toepassen op andere


CONCLUSIE 1

Dat betekent dus dat er niet alleen pragmatische bezwaren zijn tegen de notie van complexe gelijkheid, maar ook dat die notie fundamenteel niet-realiseerbaar is

CONCLUSIE 2

Maatschappelijke gelijkheid/rechtvaardigheid bekomen we dus niet door ‘verzwakking’, maar veeleer via een ‘radicalisering’…handelingsgebieden.

2 visies op rechtvaardigheid

Wat versta je onder gelijkheid? Twee uiteenlopende visies…

Visie 1: Is het voldoende dat het veld er voor alle spelers gelijk bij ligt? Gelijke middelen

  • equality of resources
  • Het verhaal van de vijf dwaze en de vijf wijze maagden

OF

visie 2: Hebben we de plicht om de zwakste(n) bij te staan, zodat zij in staat worden gesteld om op een volwaardige wijze deel te nemen?

  • equality of welfare
  • Het verhaal over de werkers van het eerste tot het elfde uur

Lees meer...

Rechtvaardigheidsbeginselen van John Rawls

‘rechtvaardigheid is alles wat onze keuzemogelijkheden verdedigt of vergroot, onrechtvaardigheid is alles wat onze keuzemogelijkheden belemmert of verbiedt.’

Zijn standpunt is uitgewerkt in A Theory of justice. Zijn standpunt is een reactie op het utilitarisme (=Het welzijn binnen de samenleving vergroten. Desnoods ten koste van het individu.)

Hij zegt dat we de samenleving zo gelijk mogelijk moeten inrichten en ontwerpt een gedachtenexperiment (sluier van onwetendheid) Als we een ideale samenlevingsvorm willen vinden moeten we ons verbergen achter een sluier van onwetendheid, waardoor we niet zullen weten welke positie we zullen hebben binnen de maatschappij. Door die onwetendheid gaan we zorgen dat er geen extreme vormen van armoede zijn. Er moet een gelijke verdeling zijn, maar niet helemaal gelijk want zo zou elke prikkel tot initiatief weg zijn.

Vanuit dit experiment komt hij tot een omschrijving van rechtvaardigheid. Twee principes staan centraal:

1. Een eerste principe stelt dat élke persoon dezelfde basisrechten en basisvrijheden heeft.

Deze zijn zo fundamenteel dat ze nooit mogen worden ingeperkt - Principe van gelijke basis rechten- en vrijheden - Gericht op de politieke constitutie van de samenleving.

2. Sociale en economische ongelijkheden zijn maar toelaatbaar, zolang ze tegemoet komen aan de minst bevoorrechte leden van de samenleving

- Cruciaal voor de gezondheidszorg!

- Principe van onderscheidenheid

Principe van gelijke kansen (1) gaat vooraf aan principe van onderscheidenheid (2)

Rechtvaardigheid is volgens hem niet gelijk aan gelijke kansen en rechten. Enkel de primaire basisgoederen moeten gelijk verdeeld zijn. Als je deze voorwaarde schendt tast je de basis van de samenleving aan.

Deze vijf basisvoorwaarden van menselijk samenleven zijn:

- Vrijheid van denken en geweten

- Vrijheid van beweging en beroepskeuze

- Toegang tot politieke en economische machtsposities;

- Redelijke verwachting op inkomen en financiële mogelijkheden

- De maatschappelijke basis voor het verwerven van zelfrespect

Hij benadrukt het objectieve karakter van deze primaire goederen. De staat moet voor hem op levensbeschouwelijk en politiek vlak neutraal zijn.Alleen zo is het mogelijk om een publieke basis te vinden die kan rekenen op redelijke instemming van allen.

Lees meer...

Het mysterie van de rechtvaardigheid

Zelf nadenken over rechtvaardigheid!!

Iedereen verstaat er iets anders onder. moet iedereen dezelfde kansen krijgen? Dan is er een verschil
in hoe we de kansen gebruiken (verhaal 5 dwaze en 5 wijze maagden). Of moet iedereen hetzelfde krijgen, terwijl niet iedereen even hard heeft gewerkt? (verhaal arbeiders in de wijngaard)

Lees meer...

De zelf-evaluatie verloopt dialogisch

Niet alleen in dialoog met zichzelf en de morele betekenishorizon, maar ook met anderen. Ook hier
rekent Taylor af met 2 extremen en kiest hij voor een middenweg. In onze cultuur beseffen we dat
betekenissystemen en waarden hiërarchieën verschuiven en evolueren door de geschiedenis heen.

Lees meer...

Een zwakke of een krachtige (zelf-) evaluatie

Zwak evalueren is afwegen tussen verlangens zonder daarvan de waarde te bekijken. Waarden of dieper betekenissen bestaan onafhankelijk van de individuele wil. (het waardensysteem overstijgt het subjectief motivationeel systeem.)

DUS: een essentiële eigenschap van de persoon is zijn capaciteit voor krachtige evaluatie tijdens zijn
zelfevaluatie, dit veronderstelt bijgevolg een bepaalde taal een bepaalde sensibiliteit.

Lees meer...

Authenticiteit onderscheidt zich van autonomie

Autonomie:
= radicale zelfbepaling (desnoods buiten de context om)
= negatieve vrijheid

Authenticiteit:
= positieve vrijheid/ gemotiveerde betrokkenheid
= de queeste om jezelf te worden, veronderstelt een hermeneutiek van het zelf

Authenticiteit is het resultaat van:

- Een zelf-articulatie door een kritische zelf-interpretatie en een krachtige zelf –
evaluatie
- Een zelf-articulatie in een sociale context

Lees meer...

Uiteenlopende visies in verband met ‘autonomie’: liberalisme, holisme en mechanisme

Twee hedendaagse strekking over anatomie worden door Taylor op antwoord voorzien:

1. Enerzijds werd autonomie omschreven als zelfbeschikkingsrecht. Autonomie herleidt tot vrijheid. De opbouw van persoonlijke autonomie verloopt ‘atomisch’ en ‘liberalistisch’.

Volgens Taylor verloopt de opbouw ‘holistisch’ en ‘ communitaristisch’, dus in een sociale context.

2. Ook een overdreven pessimistische visie stelt hij in vraag; ‘Is persoonlijke anatomie wel mogelijk in het gedetermineerd zijn van een persoon?’ Taylor zoekt ook hier naar een noodzakelijke en voldoende voorwaarden voor persoonlijke autonomie in een deterministisch universum.

Taylor zie de mens niet als een objectief ding of feitelijke gegevenheid, maar als een zichzelf interpreterende en evaluerend wezen. Maar het is geen creatie uit het niets; de persoon articuleert zichzelf op basis van een vooraf gegeven waardenhiërarchie.

DUS: In Taylor zijn visie is het autonome zelf het resultaat van zelfinterpretatie en zelf-evaluatie tegen de achtergrond van een horizon van betekenis en waarde.

Deze wending stuit op een grens, een ‘malaise’;
– De nadruk op het individualisme,
– De teloorgang van traditie en verbanden,
– Dominantie van de instrumentale rede

Lees meer...

E Levinas: heteronomie

De Franse filosoof Levinas neemt filosofische systemen die het begrijpen en definiëren van de achtergrond in relatie tot zichzelf en de wereld zwaar onder de loep. Alle IK-filosofieën zijn volgens hem ego-logiën, die te weinig bezig zijn met de aanwezigheid van de ander. Hij plaatst de

IK-ANDERrelatie

centraal. Hij gaar hierbij in dialoog met het concrete leven. Door de traumatische ervaringen in de nazi-holocaust heeft hij een nieuwe en bevrijdende visie op de mens en God.

De ‘Ik-Ander’-relatie

Hij onderscheidt 3 zijnsniveaus (wordingsniveaus van het Ik)

1. Naamloosheid / Het volstrekt onbepaald zijn

Het anoniem zijn (kan je begrijpen via de WO, joden waren zo opeengepakt dat je geen mens meer bent, maar je bent het ook niet, alle soldaten dood op elkaar gestapeld. In de kampen was totale desubjectivering; iedereen kaal, iedereen een nummer, de mens verliest zichzelf)

2. Naamloosheid tot zelfbeschikking/ Het zijn van de zijnden of de hypostase (het mens-zijn)

Het menselijke subject wil niet herleid worden tot iets of niets. (= de hypostase). Organiseren van de wereld rondom zich om zo het genieten veilig te stellen. Soms is het mens-zijn klemzitten in zichzelf (bv joden moesten niets misdoen, ze werden gestraft omdat ze jood waren) dit is belemmering van jezelf door jezelf.

3. Naamloosheid tot verantwoordelijkheid/ De sociale relatie

Verantwoordelijkheid voelen voor de ander

  • De ethische relatie wordt gekenmerkt door assymetrie, de ander is niet mij gelijken (absolute alteriteit)
  • De sociale relatie wordt voor mij ingesteld door de ander. Het gelaat van de ander spreekt mij aan (aangesprokenen) en plaats mij in een radicale heteronomie.
  • De aanspreking door het gelaat is ethisch van aard het is een imperatief. Kan positief en negatief zijn. (bv Gij zult niet doden; Negatief: hij gaat ervan uit dat ik zou doden.


Positief :Hij erkent mij, ik krijg verantwoordelijkheid. Persoon doet beroep op mij (= het ethische moederschap)

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen