Menu

STRUCTUUR VAN DE SENSITIEVE EN RATIONELE ZIEL

Volgens Aristoteles is het bekomen van kennis een psychologisch proces, waarbij men begint met de observatie van particuliere objecten en eindigt met de algemene kennis van universalia (vormen). Zintuigperceptie -> een zintuig ontvangt een specifiek aspect van de vorm van een object (dus NIET de materie zelf). Dus perceptie heeft alleen te maken met de vorm, niet de materie. Hij zegt dat deze zintuigperceptie passief en betrouwbaar (vb. kleur; hij ziet het als een eigenschap van een object).

Plato is, zoals we hebben gezien, een metafysische realist -> Aristoteles is een perceptuele realist (vorm, niet materie). De waarneming van particuliere perceptuele delen van een object vergt alleen de perceptie. De waarneming van het hele object (algemeen zintuig) vergt volgens hem oordeel. Het algemeen zintuig (common sense) zorgt voor sensorische integratie. Het algemeen zintuig is feilbaar. Het geeft een coherent beeld van objecten, dit leidt tot verbeelding en geheugen (dier en mens) en dat leidt dan tot de geest (mens).

De twee aspecten van de sensitieve zielen zijn verbeelding en geheugen. Verbeelding is het voorstellen en terug oproepen als het object afwezig is. Ten tweede staat het ook in voor het ervaren van plezier en pijn + de evaluatie van een object (goed vs. slecht). Geheugen is de opslag van de voorbije ervaringen (nu: het episodisch geheugen). De organisatie van het geheugen is gebaseerd op associatie. De term associatie is nu nog altijd een belangrijke term in de neurofysiologie. Deze associatie houdt de wet van gelijkenis, contrast en contiguïteit in. De wet van gelijkenis is als twee dingen op elkaar gelijken dan worden ze aan elkaar gekoppeld. De wet van contrast is bijvoorbeeld; wit-zwart, donker-licht. En tot slotte de wet van contiguïteit is de belangrijkste wet, want hij maakt het leerproces tussen willekeurige dingen goed mogelijk. Dan zijn er de rationele zielen en deze houdt in „de geest‟. De geest is volgens Aristoteles uniek voor de mens en deze geest heeft de capaciteit om kennis over de abstracte universalia te hebben, dus ook de kennis van de individuele dingen die gegeven zijn in kennis. Binnen deze geest kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de potentialiteit en de actualiteit. De passieve geest is potentialiteit, het is de inhoud van kennis. De actieve geest is actualisering, het abstract denken. En deze actieve geest werkt in op de passieve geest. Het is onsterfelijk, maar onpersoonlijk (dus identiek bij alle mensen). De actieve geest kan de dood overleven en kan zich scheiden van het lichaam.

Lees meer...

ZIELSLEER

Volgens Aristoteles heeft elk levend wezen een ziel-> De ziel = de vorm van natuurlijk organisme en het geheel van capaciteiten van het lichaam. De ziel is dus de essentiële, efficiënte en finale oorzaak van een organisme. Het lichaam is dan de materiële oorzaak. Volgens hem zijn lichaam en ziel niet te scheiden! Geen dualisme! (cfr. Plato,

Descartes). Na de dood gaat de ziel naar het hiernamaals.

Hierarchisch onderscheid tussen de verschillende soorten zielen:

  • Vegetatieve ziel: behoud, reproductie en groei (planten)
  • Sensitieve ziel: gevoelens (pijn en plezier), begeerte, beweging, verbeelding en geheugen (dieren)
  • Rationele ziel: kennis en denken, ook het goede (mens)
Lees meer...

WETENSCHAPSFILOSOFIE

“Alle dingen zijn met het verstand te begrijpen als een combinatie van materie en vorm.”

Het eerste van de zin heeft hij overgenomen van zijn voorlopers, maar het deel „als een combinatie van materie en vorm‟ is een nieuwe gedachte dat op de voorgrond kwam. -> Deze gedachte wordt het hylemorfisme genoemd. De meest basische en conceptuele onderscheid voor Aristoteles was het onderscheid tussen materie en vorm. Materie is een zuiver, ongedifferentieerd fysisch bestaan en is op zich onkenbaar (vb. materie dat was ontstaan na de oerknal). Vorm maakt een ding kenbaar. Het is niet scheidbaar en heeft geen bovennatuurlijk bestaan. Hij neemt dus eigenlijk deze termen wel over van Plato, maar hij dehystifieert het. De vorm van iets maakt het ding zoals het is. Waarom is het ding nu zoals het is? Naast de materiële oorzaak (vorm) zijn er nog drie andere:

  • Essentiële of formele oorzaak (afgewerkte beeld, het ding zelf)
  • Efficiënte of bewegende oorzaak (beeldhouwer, het proces van het maken): voor het eerst wordt het dynamische aangehaald.
  • Finale oorzaak (de reden waarom het beeld gemaakt is): ook wel theologische verklaring genoemd.


Volgens Aristoteles heeft alles potentialiteit en actualiteit. Maar er zijn twee uitzonderingen. Pure materie is bijvoorbeeld zuivere potentialiteit, het kan nog van alles worden. De onbewogen beweger (demiurg of God) is zuivere actualisering. Het is met andere woorden perfect en onveranderlijk, er kan niets meer aan verbetert worden, het kan niet meer evolueren. Alle dingen evolueren volgens Aristoteles uit liefde voor de onbewogen beweger naar grotere actualisering. Hoe vollediger een ding is geactualiseerd, hoe dichter het staat bij de onbewogen beweger. Dit streven naar actualisering creëert een hiërarchie der dingen. Aristoteles noemde deze hiërarchie de „natural scale‟ en later de „Great Chain of Being‟.

Lees meer...

ARISTOTELES (384-322 BC): natuuronderzoek

Aristoteles was een bioloog en de eerste systematische filosoof (natuurfilosofie). Hij was erg geïnteresseerd in de natuur. Hij was de leerling van Plato, maar hij was meer praktisch Plato. Wanneer Plato stierf, verliet Aristoteles de academie en ging rondreizen voor zoölogisch onderzoek. Hij was een empirische observator van de natuur. Hij deed alleen aan observatie, en maakte geen scherp onderscheid tussen physis en nomos, wat hij heeft behouden van zijn voorlopers. Menselijke levenswijze is volgens hem gebaseerd op wat best is voor de menselijke natuur. Tevens was hij de privéleraar van Alexander de Grote.

Lees meer...

LEER VAN HET GEHEUGEN

Theorie 1: de tabula rasa

Plato maakt gebruik van metaforen in zijn theorieën, in deze theorie gebruikt hij de metafoor van wastablet. Hij stelt het geheugen voor als een wastablet en alles wat we willen herinneren wordt hierin ingeprent, waardoor we bepaalde zaken nog kunnen herinneren. De woorden „inprenten‟ en „impressie‟ komen letterlijk van de metafoor van de wastablet.

Theorie 2: de metafoor van de vogelkooi.

Het geheugen wordt hier beschouwd als een opslagruimte. Kennis bestaat uit 2 manieren: kennis bezitten en kennis hebben:

  • Opslag: vogel in hok (kennis bezitten)
  • Kennis hebben: vogel in de hand (kennis wel hebben, maar niet kunnen herinneren)
  • Vergissen: verkeerde vogel vast

Bij deze metafoor worden ervaringen als het ware bewaard in een gesloten ruimte, vandaar de woorden „opslagcapaciteit‟ en „zoekprocessen‟.

Lees meer...

MOTIVATIELEER

Plato beweerde dat er drie vormen van de ziel zijn die overeenstemmen met drie klassen van mensen. Hij heeft als het ware een hiërarchie opgesteld van de mens:

  • Leidende klasse (filosofen) – de rationele ziel (in het hoofd) -> De rationele ziel wordt als hoogste geacht. Het wordt gezien als de enige onsterfelijke.
  • Beschermende klasse (soldaten, magistraten, functionarissen) – de spirituele ziel (in borst): GLORIE EN ROEM
  • Productieve klasse (werkers, kooplui) – de begerende ziel (in de buik en de genitaliën): voedsel, seks, geld; dus ZELFBELANG ->De begerende ziel wordt als laagste geacht. Tijdens de klassieke periode werd zelfbelang gezien als iets zeer laag.
  • Voedsel en seks zijn zaken die begeerd worden door zowel dieren als mensen.Volgens Plato is kwaaddoen niet uitsluitend een gevolg van onwetendheid (cfr. Socrates), maar ook van onvoldoende controle over spirituele en begerende ziel.


Deze begerende ziel is dan ook een ziel die moeilijk te controleren is. Deze drie vormen van de ziel zijn proportioneel verdeeld in de drie maatschappelijke klassen, het is dus niet zuiver het rationele. Deze ratio is meer dan sturende instantie. Het is een speciale vorm van eros („liefde‟) die aangetrokken wordt door het schone en het goede op zich. Het opstijgen naar het hogere is dus geen louter rationele kwestie.

Lees meer...

Leren als herinnering (anamnese)

Afkomstig van het hindoeïsme ( namelijk het idee van reïncarnatie) en van het orphisme (Orpheus, „goddelijke natuur van de geest‟). In „Phaedrus‟ gaat hij bijvoorbeeld een uitgebreid schema uitwerken over de cyclus van reïncarnaties:

  • Ziel wordt geboren in de wereld der vormen en aanschouwt daar de zuivere vormen.
  • Eerste reïncarnatie in het lichaam.
  • Toekomstig lot van de ziel hangt af van de deugdzaamheid van die persoon.
  • Kennis verwerven is een soort van herinnering aan de eerste schouwen (Socrates)

Hiermee kunnen we concluderen dat Plato een nativist is (i.t.t. het empirisme, je bent er mee geboren).

Lees meer...

Wiskunde en de leer van de vormen

Plato bestudeerde samen met Pythagoreërs de geometrie. Hij vond daarbij de weg naar de waarheid. Dit was volgens hem de logica en het redeneren. Echte kennis is volgens hem mogelijk dankzij redeneren. Volgens Plato zijn vormen de wereld van het zijn.

Verschijningen zijn de wereld van het worden. Deze stelling geldt zowel voor deugden, zoals schoonheid, als voor objecten. Plato was er niet mee eens dat smaken en kleuren niet te discussiëren zijn.

De positie van Plato is het metafysisch realisme. Dit is het realisme achter het fysische. Het metafysisch realisme houdt in dat vormen realiteit zijn en dat de fysische verschijning de kopieën ervan zijn. De schaduw is bijvoorbeeld de fysische verschijning van de realiteit.

Lees meer...

Waarheid

Men kan spreken van waarheid als het universeel is in tijd en ruimte en als het rationeel te verantwoorden is. Volgens Plato bestaat er een ideeënwereld en bestaat er een hiërarchie in deze ideeën. Op nummer 1 van deze ideeën staat God. Hij heeft hierbij een aantal overtuigingen van zijn voorlopers overgenomen:

Socrates: „Er bestaat een achterliggende realiteit.‟

Heraclitus: „phusis=vuur‟ en „de fysische wereld is steeds in staat van wording‟ De Sofisten: “Verschijning van de wereld is relatief.”

Lees meer...

Abstracte begrippen

Deze algemene termen bestaan er om dingen te kunnen begrijpen. Hetgeen dat mensen onderscheidt van de dieren is dat mensen kunnen reageren op abstracte (universele) kennis.

Wetenschap (incl. de psychologie) zoekt naar algemene, universele kennis. Plato was de eerste filosoof, denker die ging onderzoeken hoe kennis mogelijk is en hoe het geldig verklaard kan worden. Empirisme leveren volgens hem data met wisselend beeld op.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen