Menu

Boeren, lijfeigenen en onderdanigheid: Europa 1500-1800

Algemene veronderstelling (% adel in gehele bevolking):

Engeland & Frankrijk 1-3%

Duitse landen iets meer

Spanje 5%

Polen 8%

- 70-90% boerenstand (= breed spectrum van lagen: kwekers met land, landloze plattelandsarbeiders,…)

MAAR: omstandigheden waren verre van ideaal.

=> oogsten mislukten => crisis in jaren 1640, ’50 en ’90 => herstel was een lang en kostelijk proces voor boeren en landeigenaars => Europese regeringen legden een fiscale last op => boeren hardst getroffen

  • Traditioneel: plattelandsgemeenschap in 2 polen:

Oost en Centraal Europa: exploitatief en repressief op basis van lijfeigenschap ó west Europa: “vrije” boereneconomie

=> in werkelijkheid liep het dooreen; schulden en marktinstabiliteit konden legale/contractuele onafhankelijkheid tot een illusie maken

- Wat echt telde was dus eerde de socio-politieke context en economische realiteit

MAAR: interessen van boeren & landeigenaars waren niet onverenigbaar: bv. Bij anti-fiscale revoltes in Frankrijk in jaren 1920 en ’30 verenigden de boeren zich met de landeigenaars, en soms met de clerus.

  • Sociale relaties waren dus afhankelijk van verschillende factoren

- Boven alles stond de angst bij landeigenaars voor een tekort aan arbeid => op vele plaatsen werden daarom beperkingen op de bewegingsvrijheid van boeren ingesteld

- Alle leencontracten bevatten een obligatie van gehoorzaamheid en onderdanigheid aan de landeigenaar

- Landeigenaars probeerden hun winst te verhogen door verplichte landbouw op hun land te vermeerderen

- Deze arbeidseisen veroorzaakte een van de grootste opstanden: 1680 in Bohemen

  • De Habsburgse regering trachtte beperkingen op te leggen aan de maximumarbeid => de onderdanen aldaar waren gekend als “Erbunterdanen’ – erfonderdanen
  • De vroegmoderne samenleving was niet genoeg uitgerust om plattelandsspanningen op te lossen:

- Kerken (vooral Lutheranisme) promootten onderdanigheid

- De kroon was zelf landeigenaar – wilde de heerlijke macht dus niet inperken

Toch: geloof in rechtschapenheid en eerlijkheid van de heerster was een universeel ideaal in Europa

  • Gemeenschappen met klachten hadden vaak geen andere keuze dan onmiddellijk naar de kroon te stappen, maar waren bang voor vergelding
  • Voor velen moet de ‘stabiliteit’ verworven door consolidatie van de natiestaten, een illusie geleken hebben
Lees meer...

Centraal en Oost-Europa: Europa 1600-1800

  • In de gebieden aangetast door de 30-jarige oorlog (1618-1648):

Economische ontwrichting => verergering van sociale verschillen

Polen

  • Ongewoon geval: verkiesbare monarchie. Nobelen hadden dus regelmatige mogelijkheden om hun rechten en privileges te benadrukken. De adel verwierf ook economische macht.
  • Stimulatie van grootschalige landbouw => groeiende arbeidsvraag => verkleinen van economische diversiteit

Rusland

  • Wet + alliantie tussen staat & orthodoxe kerk bevestigen hier de rigide hiërarchie gebaseerd op erfrecht en diensten aan de staat.
  • Mestnichestvo = plaatsingscode (voor adel) gebaseerd op genealoge en historische traditie
  • Petrinehervormingen konden sociale kloof niet dichten
  • Russische boeren hadden het steeds slechter

Rusland = een fundamenteel andere gemeenschap, gebaseerd op geweld en sociale ongelijkheid

Lees meer...

Frankrijk: Europa 1500-1800

  • Spectaculairste voorbeeld van impact t.g.v.verkoop van ambten
  • Dergelijke praktijken vanaf de 14e eeuw, in 1604 geformaliseerd: creatie van de paulette: een jaarlijkse belasting a.d. kroon die aan de betalende ambtenaar het erfrecht gaf zijn ambt door te geven

- Jaren 1630: paulette 1/4e van de staatsinkomens

  • systeem kon niet zomaar afgeschaft worden; ambten werden een vorm van erfelijk eigendom. Pogingen tot hervorming => instabiliteit; de praktijken bleven een kenmerk van de Franse sociale mobiliteit tot 1789

Echter: Frankrijk was GEEN uitzondering. In andere gebieden was de sociale mobiliteit minder gesponsord door de staat, maar zeker niet minder aanwezig.

Besluit: Sociale afbakening was – in Europese gebieden met complexe politieke structuren – variabel & subjectief, niet langer enkel bepaald door geboorte.

Lees meer...

Sociale status en sociale mobiliteit: Europa 1500-1800

Hiërarchie van klassen:

  1. clerus
  2. adel
  3. ‘gewone’ burgers (derde stand)
  4. boeren

ultieme autoriteit is de monarchie = vertegenwoordiger van God op aarde; gebonden aan de wet (onduidelijk wel)

de werkelijkheid is complexer:

- Rond de koning: prinsen van koninklijken bloede, grote magnaten, adel gesteund door prominente clerus

Daaronder:

- ambtenaren & andere dienaars van de kroon, ondernemers van de militaire stand en de rechterlijke macht

Daaronder:

- “Middelste stand”: kooplieden, nijverheidswerkers, winkeliers, vakmannen,…

- Buiten de stad: mozaïek van kleinschalige boerenholdings, gecontroleerd door dominante landeigenaars

- In werkelijkheid was er overgang tussen onderbetaalde arbeiders van de groeiende huisnijverheid en tussen de ongeschoolde arbeiders die pendelden tussen landbouw & stad, de “dienaars” en de bedelende/vagantenklasse

  • Tijdgenoten hadden geen klassenbewustzijn (behalve adel)
  • 3e stand ging van ‘bourgeois’ over ‘middenstand’ naar ‘industrievolk’ en ‘mecaniciens’
  • de echte armen hadden geen rechten, en maakten geen deel uit van een stand
  • Zelfs in de toplagen: afbakeningsproblemen => dreiging door succesvolle leden van de derde stand die deel konden uitmaken van een nieuwe elite:

Traditionele statusverwerving door erfrecht ó status verwerven door diensten t.o.v. de koning => tradionalisten voelden zich bedreigd

- op sommige plaatsen werd een formele “ranking” van adel opgesteld (bv. Leopold I in Oostenrijkste landen, 1671)

- promotie door verdienste kwam voor, maar ook: door geld: geld kon toegang tot alle trappen van de elitestatus bewerkstelligen

- men kon eveneens uit de adel ontzet worden als men niet meer “nobel” leefde

  • In de praktijk was het verwerven van de elitestatus een mix van persoonlijke & financiële diensten aan de kroon
  • Sommige regeringen lieten de verkoop van ambten en titels toe als sociale mobiliteit (bv. Filips II)
Lees meer...

Gemeenschap: Europa 1600-1800

Verhaal ter inleiding:

1690:

  • groep boeren uit Denemarken in conflict met de baljuw om een som geld
  • baljuw neemt vee in beslag als zekerheid (zonder wettelijke toestemming)
  • boeren voeren wettelijk proces => baljuw arresteert ze quasi allemaal
  • de ontsnapte legt een verklaring af => sheriff beboet baljuw en stuurt aan op de bevrijding van de boeren => baljuw laat sheriff ontslaan
  • boeren 6 maand later vrij => baljuw dwingt hen tot betalen en verontschuldiging
  • 7 jaar later opeenhoping van klachten => onderzoek door de kroon => misbruik en corruptie van baljuw & gouverneur komt aan het licht => beiden gesanctioneerd, boeren vergoed

Evaluatie:

- We kennen de feiten enkel omdat het land eigendoom was van de kroon, op privé eigendom zou geen verder onderzoek gedaan zijn

- De druk uitgeoefend door baljuw en gouverneur werden zowel door de slachtoffers als door de kroon als onjuist beschouwd

- Verschillen in sociale status waren van enorm belang – voor minder belangrijken was zekerheid een illusie

ð Veel van het materiaal voor de historicus is eenzijdig

Lees meer...

De Zeventiende Eeuw: De staat en de handel & industrie

  • De 17e-eeuwse crisis zorgde dat de regeringen vanaf 1650 hun protectionistische ideeën uitwerkten (de meeste vrees was er voor de Nederlanders) door o.a. tariefheffing
  • Frankrijk nam het voortouw in het tariefbeleid met importtarieven op Nederlands en Engels textiel na de instorting van haar vreemde industrie. Het wilde de oude textielcentra doen heropleven en een nieuwe luxe-industriesector oprichten.
  • Transoceanische handel en verscheping waren één van de meest dynamische sectoren in de Engelse en Franse economie van 1660 tot 1690
  • De concurrentie met de Nederlanden op het gebied van handel en verscheping was groot:

- 1650-1663: Engelse navigatieverdragen om de Nederlanden uit te sluiten van de transoceanische handel

- Frankrijk voerde na 1670 een gelijkaardig beleid

  • Protectionisme stuurde het Europese handels- en productiepatroon in de war, maar t.v.v. de landen die een mercantilistisch beleid volgden.
  • De landen die hun handel en industrie niet beschermden kenden de traagste commerciële ontwikkeling: bv. Spanje: veel van haar industriële en commerciële onderontwikkeling is te wijten aan de afwezigheid van zo’n beleid

Conclusie

Wat onderscheidde de zeventiende eeuw van de 16e en 18e:

- Bevolkingsstagnatie

- Achteruitgang van landbouwproductie met daaraan verbonden crisissen

- Achteruitgang van stedelijke nijverheid

- Opkomst van plattelandsindustrie

  • Bevolkingsstagnatie door:

- Engeland en de Nederlanden: epidemieën

- Frankrijk, Spanje en Italië: indirect verband tussen sterften ó hongersnoden

  • Het ondermijnen van de landbouw in West-Europa is te wijten aan drie exogene factoren (en niet aan Malthusiaanse factoren):

- mortaliteitscrisissen

- postcrisis landtransfers van boeren naar andere sociale klassen

- De stijging van verpletterende fiscale afpersing

  • In Oost-Europa hadden de landbouwcrisissen ook duidelijk socio-politieke oorzaken i.p.v. Maltusiaanse
  • In het algemeen kende de 17e een terugval van stedelijke nijverheid. De stedelijke industrie behield haar voordeel in de kapitaalsintensieve processen (zoals textielverven), en in de productie van luxegoederen
  • De vraag naar rurale industriële goederen was elastischer dan de stedelijke
  • Op lange termijn tekende de plattelandsnijverheid de lijnen uit voor de industriële groei van de 17e eeuw

Lees meer...

Industrie en handel 1600-1650

- 1600-1620 : nazomer van commercieel systeem 16de E

- veel industrie -> piek

- boom eindigde met handelscrisis van 1619-1622

- waterscheiding (?) in Europese economie

- Internationale crisis had grootste impact op Fr, Dui, Centraal en mediterraan Europa

- Engeland en lage landen minder getroffen

- verschuiving van kerngebieden naar NW-Europa

- Crisis werd voorafgegaan door 30j-oorlog

- devaluaties

- markt verdeeld in Duitsland en Centraal Europa

- destabilisering buitenlandse handel en industrie

- Vraag in Europa naar fabrieken zat in een depressie van 1630-1660 door 3 op elkaar inwerkende economische trends

- mortaliteitscrisis

- agrarische crisis

- toename van belastingen

- Probleem van dalende stedelijke industrie

- gilde wijzigde basisdesign van producten niet

- stedelijk fabriekswezen onflexibel in internationale economie

- continue revolutie nodig in producttypes

- grootste innovaties in NW Europa

- tot 1650 meer in stedelijke omgeving

- NW-Europa als belangrijkste europese regio komt niet overeen met proto-industrieel model waar nadruk ligt op groei van rurale productie

- Herstel Vlaamse industriële economie gebaseerd op flexibele stedelijke productie

Lees meer...

Industrie en handel: Europa 1600-1800

Industrie en handel: Europa 1600-1800

- Hoewel landbouw de dominante activiteit was in Europa rond 1600, had Europa de capaciteit om agrarische gebruiksvoorwerpen en basisproductiegoederen te leveren

- Kern van fabriekswezen -> ambachtslui in steden en dorpen

- goederen voor lokale markt

- Landbouwstreken -> peasantshuishoudens

- zelfvoorzienend

- soms in dienst genomen door stedelijke kooplui

- Proto-industrie

- Grootste concentraties van fabriek was bij ambachten en werkplaatsen van grote steden (?-

- kwaliteitstextiel

Lees meer...

Oost en Centraal Europa: 1500-1800

- 16e E : Agrarische economieën in Oost-Europa zijn niet gelijk aan die van W-Europa

- W landheren : stijging inkomen door verhoging van de pacht

- O landheren : gaat niet

- lage bevolkingsdichtheid

- direct productie voor de markt

- op de domeinen is er horigheid

- tot late 16de E was last van horigheid niet zo zwaar dat het de economie
ondermijnde

- 17de E : transformatie van horigheid door 2 factoren

- 30-jarige oorlog en andere conflicten -> daling bevolking en agrarische crisis

- oorlog en verminderde vraag in W -> contractie en export van graan en vee

- compensatie door minder arbeidskrachten

- in stand houden van inkomen ondanks dalende vraag

- Economische logica van de positie van de landheren -> aandeel van gedeelde domeinen te
verhogen door de krimpende markt (?)

- intensifiering horigheid

- opleggen van horigheid

- Voorwaarde voor stijging van horigheid

- staten bevestigend toegenomen macht van de landheren

- staten te zwak om zich te verzetten

- Intensifiering van horigheid is niet het onvermijdelijke resultaat van de crisis

- seigneurale systeem zakte ineens tijdens 30-jarige oorlog

- horigen weigerden om mee te werken

- na oorlog -> absolutisme

- meer bescherming voor peasants

=> Totale financiële last opgelegd aan peasants tot in 17de E

- Productie van O daalde in 17de E

- opbrengst op domeinen lager dan bij peasants

- gedwongen werk -> slecht

- horigen wilden trekkracht dieren en mest voor hun eigen land gebruiken ipv
domein

- Groeiend gebruik van gedwongen arbeid en bestaansmiddelen op domeinen ipv op eigen boerderij -> verslechtering productiviteit

- Veeleisende vraag van domein naar arbeid verhinderde reconstructie van peasant systeem van voor de oorlog

- 2/3 van de peasant gronden hervatte volledige productie

- aantal werkelijke horigen viel mee

- Domeinen werden herbouwd en breidden uit maar productie daalde met 20-25%

- arbeiders hadden niet de nodige middelen

- landheren wilden niet investeren

Lees meer...

Agrarische verbeteringen: Europa 1500-1800

- Crisis in agrarische productie en landverdeling in 17e E -> destabilisatie van landbouw
door externe factoren

- mortaliteitscrisis

- toename van belastingen

- Kleine boerengemeenschappen hadden niet veel capaciteit om productie te verbeteren.

- W-Duitsland : meest stagnerende technieken maar laagste productieniveau

- limieten van peasant landbouw weerspiegelen intense belang van graan

- Peasant land -> rotatiesysteem (drieslagenstelsel?)

- 2 jaar graan, 1 jaar braak

- 1/3 tot ½ van het land ongecultiveerd

- Verbetering door eliminatie van braakkland en gebruik van meer velden

- meer dieren grootbrengen was moeilijk door gebrek aan weiland + grond voor graan
is niet flexibel (?)

- Lage productiviteit kon verbeterd worden door 2 dingen.

- nieuw rotatiesysteem en productie van voedergewassen (stikstof)

- converteerbare landbouw (akker -> wei -> akker)

- Systemen worden geïntroduceerd wanneer marktprijzen gunstiger waren voor vee dan voor graan + deden braak verdwijnen en stijging van aantal velden (graan), maar vooral door meer dieren te kweken

- 2 omstandigheden

- landbouw wordt gedomineerd door stedelijke markt

- grote vraag naar dierlijke producten

- 1580-1670 : economische recessie in Vlaanderen, Italië en Ndl’en

- men stemde de landbouwontwikkeling minder af op de stad

- verschuiving van relatieve prijzen na 1650

- graanprijzen daalden, veeprijzen stegen

- weinig impact op peasants

- commercialiseerden slechts klein deel van hun
opbrengst

- In 2 regio’s leidt verlies van gronden tot creatie van grote boerderijen

- Centraal en Zuid Engeland

- Noord- Frankrijk

- groei van de markt wordt versterkt door groeiende vraag van steden

- Engelse landbouw steeg door verbeterde methodes en interregionalewissel in land

- nieuw rotatiesysteem -> boost graanopbrengst en verbeterde kwaliteit akkers

- kleibodem Midlands -> converteerbare landbouw

- antwoord op hogere prijs en superieure productiviteit van graan

- Frankrijk : grote stap in productiviteit

- landbouw steeg in 16-17de E

- toch onderproductie omdat landbouw niet gelijk steeg met populatie

- Waarom is er een verschil in agrarische opbrengst vanaf 1650?

- Economische vooruitgang in Engeland en Frankrijk in 17de E

- motor : grote boerderijen

- minder in Frankrijk dan in Engeland

- negeert proces waarbij bourgeois en clerus peasants aanwerven om
landbouw te domineren in bepaalde regio’s

- 1670 : slechts 20% van de eigendommen waren in handen van peasants

- Bekken van Parijs : limitatie voor voedergewassen

- 2 gevolgen

- Boerderijen in Noord-Frankrijk minder dieren dan Engeland

- geen dierlijke bemesting mer en 1/3 van het land wordt braak gehouden

- Waarom geen innovatie op die boerderijen?

- was niet nodig omdat grote boerderijen veel peasants ter beschikking hadden.

- Verschil tussen dorpen in Engeland en Frankrijk

- Frankrijk : merendeel van de kleine boeren had een stukje land

- Engeland : slechts ¼ van de boeren had een stuk land en enkele dieren

- Waarom groter arbeidssurplus in Frankrijk gezien transformatie van peasants naar landloos in Engeland groter en diepgaander was

- Surplus in Engeland wordt opgenomen in de rurale industrie

- snelle industriële ontwikkeling als gevolg van agrarische vooruitgang

- In Frankrijk was de arbeidsefficiëntie hoger door gebrek aan innovatie

- Niet echt logisch dat er een verschil is in relatieve beschikbaarheid van peasants in
Eng en Fr

- 2 dingen belangrijker

- vrijheid van taxatie en de mortaliteitscrisis ondersteunden de voorspoed van pachters
en rijkere boeren

- verschil in economisch gedrag van landheren tijdens agrarische depressie na 1660

- Eng : doorbraak in agrarische productie

- Frankrijk slaagt er niet in om innovaties door te voeren

- Reactie van Eng landheren op depressie

- vermindering van pacht

- afschrijven van achterstand

- nemen verantwoordelijkheid voor belasting en toename van agrarische

ontwikkeling op zich

- Eng landheren dwongen weerspannige regering om bodemprijs te installeren :
uitvoerpremie voor graan

- Franse landheren hadden politiek niets te zeggen

- wilden pacht hoog houden

- commerciële boeren waren gevangen tussen hoge pacht en lage graanprijzen

- reactie landheren : kleine boeren failliet doen gaan

- moesten hoofd bieden aan agrarische hervormingen

- geen hoop meer op coöperatieve relaties met pachters

- 1ste herstructurering na verwoestingen door godsdienstoorlogen wanneer landheren
trouw bleven aan pachters en al het mogelijke deden om landbouw te herstellen

-2de herstructurering na crisis halverwege de eeuw

-landheren hadden pachters failliet doen gaan

- pachters hielden op met winst maken en concentreerden hun land in
grote boerderijen (?) verhuurd aan fermiers

- in depressie van 1660 werden fermiers onteigend en hun goederen in beslag
genomen

- vanaf 1640 ruïneerde ze rurale klasse die voor verbetering kon zorgen

- Engelse landheren : korte crisis (burgeroorlog en hoge belasting

- co-operatieve aard van realtie tss landhere en pachters weerspiegelt interesse

- grondbezit in Engeland werd gedomineerd door lage adel

- leefden op het platteland

- Frankrijk : landheren was clerus en bourgeoisie

- leefden in de stad

- waren ongeïnteresseerd in economische problemen op het platteland

=> Structureel contrast tussen Engelse kapitalistische en Franse pre-kapitalistisch economie

- Nederlanden : landbouw gebaseerd op kapitalistische basis

- Landheren volgden Frans patroon

- wanneer landbouw niet meer winstgevend was werden gronden verkocht

- verergerde landbouwdepressie

- Gedrag was rationeel

- land was economisch, niet rationeel

- verschil in strategie in NW-Europa

- brede verschillen in economische, sociale en politieke structuur

- meer dan contrast kapitalisme <-> boereneconomie

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen