Menu

Oorsprongen

De ambachtsgilden ontstonden in de 13e – 14e eeuw toen beroepsgenoten zich verenigden in de
stedelijke nijverheden en zich organiseerden volgens de verschillende stadia van het beroep (de strenge
hiërarchie tussen meesters, gezellen, leerlingen). Ondanks het feit dat de gilden over heel West-Europa
verspreid waren, zijn er wel grote regionale verschillen qua functies, statuten, politieke
vertegenwoordiging en dergelijke meer. Er blijven nieuwe oprichtingen komen tot in de 16e 17e eeuw,
maar de ambachtsverenigingen verminderden qua invloed door de opkomst van het vrijere
ondernemerschap in de 18e eeuw, om helemaal afgeschaft te worden door de wet-Le Chapelier na de
Franse Revolutie.

Lees meer...

Moderne Tijden

1. De relatie heer-boer
Er is voornamelijk een verderzetting van de evoluties uit de eerdere periode. Er is een stijgende rol
weggelegd voor de centrale overheid, wat voor een hogere lastendruk zorgt, waardoor het nettoinkomen
verkleint. Dit hindert ook de structurele vernieuwing. Toch doet de overheid pogingen om de
vooruitgang te bevorderen, vooral door de uitbreiding van het landbouwareaal, door openbare werken,
zoals de drainage van moerassen. Dit heeft echter maar een beperkte invloed op de verdere evolutie van
het kapitalisme.

2. De sociale relaties binnen de boerenmaatschappij.
De peasant society is in volle evolutie: er komen grotere bedrijven, en loonarbeid raakt steeds meer
ingeburgerd. Het inkomen wordt ook nog aangevuld met proto-industriële. De peasant economy wordt
dus ingeschakeld in het “World system”. Een voorbeeld hiervan is de Vlaamse bewerkte vlas die in de VS
gebruikt wordt als slavenkledij. Er is dus een enforced kapitalisation gaande.
Het agrarisch kapitalisme komt ook op, men nijgt naar specialisatie en de daaropvolgende
winstmaximalisatie. Dit kan te maken hebben met de property structures, waarbij de pachters onderling
moeten concurreren om de grond te mogen bepachten.
Er komt een evolutie van de peasant society door de overgang naar commercial peasants.
Wat zijn peasants?
– Centrale doelstelling: Survival of the family
– Proberen zolang mogelijk eigenaar van de centrale
hofstede te blijven
– Uitvoerige land- en kredietmark
– Beperkte kapitaalinput
– Tendens tot vernieuwing: intensivering: landsaving
– Lage arbeidsproductiviteit
– Structurele «armoede »
• Soorten peasants
– Met commons: soms minder
marktgericht
(markgenootschappen Drente)
– Zonder commons: commercial
survival economy
• Betekenis op langere termijn voor verdere
ontwikkeling
Wat is « agrarisch
kapitalisme »?
Centrale doelstelling: Survival
of the farm
Beperkter land en kredietmarkt
Vaak geen eigenaar van het
land
Grotere kapitaalinput
Tendens tot accumulatie en
vernieuwing: labour saving.
Hogere arbeidsproductiviteit
Rijkere klasse maar
fallissement dreigt steeds
Betekenis op langere termijn?
Physical productivity and labour productivity in
Belgium a°1815, per province
E.Fl W.Fl Br. Antw. Hainaut Liège Limb. Namur Lux.
land productivity labour productivity
In deze tabel zien we de productiviteit en de
arbeidsproductiviteit voor België. In Vlaanderen
ligt de grondopbrengst veel hoger, maar dit
heeft te maken met een intensievere bewerking,
doordat de bedrijven veel kleiner zijn. Daardoor
daalt de arbeidsproductiviteit ook.
Er gebeuren ook verschillende uitvindingen, zoals de fanning mill, waarbij het kaf van het koren
gescheiden wordt, en de zaaimachine van Jethro Tull.

3. Het einde van het Ancien Regime.
Het einde van het Ancien Regime is een geleidelijk proces, volgend op het failliet van de peasant society
en de feodale resten. Er wordt overgegaan naar een nieuwe maatschappij.

Lees meer...

De relatie heer-boer.

Er komt een inkomenscrisis bij de heren, waardoor abdijen en heren failliet gaan. Deze crisis ontstaat
doordat kleinere heerlijkheden opgenomen worden in een land, maar ook doordat de
ontginningsmogelijkheden ten einde zijn en door zowel de concurrentie tussen de heren onderling en
tussen de heren en de nieuw opgekomen burgerij. De reacties hierop zijn de opslorping van de banale
rechten door de staat: er ontstaat een soort feodalisme d’état. De grondheren zorgen dan weer voor een
versterking door het vervangen van de vaste cijns door een tijdpacht. In Engeland leidt dit tot de
enclosure movement, in Oost-Europa zal men opteren voor de 2e feodaliteit, met een versterking van de
seigneurie fonciere. De oorzaken hiervan zijn een ernstig arbeiderstekort, en hun status als de
graanschuur van Europa, door de commercialisering van de rogge-export. De heersende groepen hebben
geen onderlinge concurrentie en er is geen centraal gezag aanwezig. Dit zal leiden tot verval na de
dalende productiviteit van de boeren. In Zuid-Europa doet men dan weer aan helftwinning of mezzadria.
Dit houdt in dat de boeren de helft van de opbrengst van het gepachte land moeten afstaan aan de
pachtheer.

Lees meer...

De relatie heer-boer.

Het tweeledig domein takelt af doordat karweien afgekocht worden, en steeds meer vervangen zijn door
belastingen. Er worden cijnzen ingesteld: vaste belastingen op grond, vererfbaar en onveranderlijk. Dit
zorgt voor een waardevermindering, de ‘falling rate of feudal levy’. Men krijgt immers een lagere
lastendruk op de langere termijn door de devaluatie van de geldwaarde door de prijzenstijgingen en de
geleidelijke meeropbrengst door de landbouwrevoluties, die niet afgeroomd worden door de heren,
hoewel er natuurlijk van meegeprofiteerd wordt op de reserve. Dit zal ook zorgen voor de versnippering
van de grond, ten gevolge van de evolutie naar kleinere bedrijfgrootte.
Toch komen er ook nieuwe banale rechten, die meestal slaan op onroerende goederen, bij vererving
bijvoorbeeld. Soms worden er ook hoofdelijke belastingen ingevoerd (de zogenaamde tallia).
Door het uiteenvallen van het centraal gezag, komt er een veelheid aan lokale potentaten, heerlijkheden
genoemd, die verenigd zijn onder de machtigste heren in vorstendommen. Deze bouwen vaak feodale
mottes als machtsuiting, en verwoesten die van ondergeschikte heren.
Ook de kerkelijke heren streven naar uitbreiding, waardoor oorlog een essentieel onderdeel wordt van
de maatschappij. Dit wordt zoveel mogelijk in de hand gehouden door tornooien als uiting van geweld,
en door de vazaliteit, waarbij de onderlinge relaties voor controle zorgen. De centralisering van de
vorstendommen gebeurt wel nog steeds manu militari

Lees meer...

De sociale relaties binnen de boerenmaatschappij.

Hierover is er weinig bronnenmateriaal te vinden. Toch is het belangrijk om te weten dat er geen echte
slavernij meer is: er is een relatieve onvrijheid, met een tendens naar een egalitair sociaal statuut.
Daarnaast is er wel nog een relatief hoge levensstandaard. De meeste boeren zijn peasants: wat er
geboerd wordt, is vooral voor eigen gebruik. Handel vinden we enkel op het niveau van de
domeineigenaars.

Lees meer...

De relatie heer-boer: het tweeledig domein.

Binnen het domein vallen 2 delen fysiek te onderscheiden: de grond die bewerkt wordt voor de heer (de
reserve) en de grond die bewerkt wordt voor de boeren (de mansie of tenure). Er is een band tussen de
heer en de boeren via de verplichte diensten en karweien, maar ook door de betalingen aan de heer (de
zogenaamde cijnzen). Dit systeem is ontstaan in de Merovingische tijd, en begint af te kalven vanaf de
10e eeuw. Men vindt het vooral in de kern van het Karolingische rijk, tussen de Rijn en de Seine. Er zijn
verschillende soorten te onderscheiden: de band tussen de reserve en de tenure is niet altijd dezelfde.
Hierdoor ontstaan er nieuwe klassen die een invloed hebben op de maatschappij. Er komen meer
domeinen, waardoor de domaniale lastendruk verhoogt. De kerkelijke lastendruk via tienden is een
enorme bron van rijkdom voor de kerk.

Lees meer...

Opbouw

Per periode worden zowel de relaties van de heren onderling, de relaties van de heren met de boeren en
de relaties van de boeren onderling besproken. Bij de relaties van de heren is er zowel aandacht voor de
seigneurie banale (de macht die de heren hebben over de bevolking) als de seigneurie fonciere (de
macht die de heren hebben door hun grondbezit).

Lees meer...

Halflange termijn: Kondratieffcycli

Er is een constante afwisseling tussen A- fasen en Bfasen. In de A-Fase is er een stijging van de bevolking, het
nominale loon en de graanprijzen. Dit heeft tot gevolg dat het reële loon serieus zal dalen, ook al omdat er
een overaanbod aan werkkrachten is, gevolgd door een serieuze werkloosheid. In de B- fase is er een omgekeerde evolutie. Lange termijnbewegingen in de demografie EN de economie (Kondratiefs)

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen