Menu

Sofian Bouazzaoui

Sofian Bouazzaoui

Hoofdstuk 5: Wilhelm Wundt and the establishment of experimental psychology

- Wilhelm Wundt (1832-1920) wordt als de vader van de experimentele psychologie gezien.

- Zijn leven in vogelvlucht: geboren in Mannheim, Duitsland. Zijn vader was priester, en geschiedenis professor aan de universiteit. Twee van zijn ooms van zijn moeders kant waren professors fysiologie. Oom Friedrich (Phillipp Friedrich Arnold 1803-1890) zal later een erg belangrijke rol spelen in Wundts leven. Wundt krijgt malaria en gata voor het gezondere klimaat naar Heidelberg, waar hij opgroeit als enig kind en zich niet thuis voelt op het platteland. Wanneer hij 8jaar is gaat zijn vader hem les geven. Op 19e jarige leeftijd wordt oom Friedrich een rolmodel en gaat Wundt naar de medicijnenschool en raakt geïnteresseerd in de hersenanatomie en begon met experimenteren van nieuw experimentenonderzoek.

- Ontwikkelt in 1861 de gedachtemeter wat het belang van de centrale processen aantonen als tegenovergestelde van de perifere processen. Door deze denkwijze ontstond ook de chronometrie: studie van de tijd voor de andere centrale processen dan aandacht dmv verfijning van de reactietijd experimenten.

- Richt in 1879 het eerste psychologisch instituut op bij de universiteit van Leipzig. Onderzoek hier is uit te zetten in 3 gebieden: psychophysics, study of the time sense & mental chronomtry (officieel bedacht door F.C. Donders 1818-1889 die de substractieve methode gebruikte) James McKeen Cattell (1860-1944) deed later vele systematische onderzoeken op dit gebied. Hij ontwierp een instrument om vele verschillende soorten van visuele stimuli in reactietijd studies te kunnen meten. Hij bedacht ook instrumenten om de reactietijd te kunnen meten door middel van lipbewegingen of geluid (verbaal) Een belangrijke ontdekking van Cattell was dat we woorden niet als verschillende letters waarnemen maar als geheel.

- Wundt geloofde niet dat experimenteren de enige methode voor psychologie was. Hij dacht dat experimentele methodes moesten worden beperkt tot de individuele consciousness en dat ze niet zomaar toegepast konden worden bij mentale processen die vaak collectief van aard zijn. (zoals bijvoorbeeld taal en andere hogere mentale functies als denken en verstand) Zo ontstond Volkerpsychology: een tak van de psychologie dat vergelijkende en historische methode toepast. Dit is dus een niet experimentele psychologie dat betrekking heeft op de gemeenschappelijke en culture produkten van mensen zoals geloven, mythologen, gewoonten, talen en andere hogere processen.

- Schreef in 1867 een artikel van 33 pagina’s voor de Recent Advanches in the field of Physiological psychology over visuele ruimte perceptie en mentale chronometrie. (William James was hier erg van onder de indruk)

- Physiological psychology was de discipline waarin psychologische introspectie samengaat met experimentele physiology. 2 voorbeelden van zulke processen: sensatie en vrijwillige bewegingen

- Wundt maakte onderscheid tussen perceptie en apperceptie. Voor perceptie gaat reageren automatisch op een stimuli. Voor apperceptie heb je volledige aandacht nodig gericht op de stimuli en reageer je hierop door het eerst volledig te hebben waargenomen, herkend en over te hebben nagedacht, dus kost tijd. Apperceptie is niet voorspelbaar, dit in tegen stelling tot perceptie wat wel voorspelbaar is. Hierdoor wordt apperceptie ook wel voluntaristische psychologie genoemd.

- Introspectie was in Wundts ogen belangrijk om de bewuste processen te onderzoeken. Deze bewuste ervaringen deelde hij op in sensaties (kwaliteiten, intensiteiten en duur) en gevoelens (plezierigheid, spanning en activiteit)

- Edward Titchener (1867-1927) een van Wundts studenten: atomische analyse van bewustzijn. (later onder te verdelen onder de Gestalt psychologie) Hij zag als hoofddoel van de experimentele psychologie de introspectieve analyses van bewuste ervaringen in elementen van gevoel en sensatie. Stimulus error: de introspector gebruikt mentale condities om de subject een betekenis te geven of te interpreteren.

- Christian von Ehrenfels (1859-1932) Gestaltqualitaten, kwaliteiten die niet introspectief onderverdeeld kunnen worden in verschillende elementen, maar worden opgevat als een onderdeel van een groter geheel, vb een melodie van een musical etc.

- Max Wertheimer (1880-1943), Kurt Koffka (1886-1941) en Wolfgang Kohler (1887-1967) oprichters van de Gestalt psychologie school

- Wertheimer inspiratie was de studie van optical illusion van apperent movement (noemt hij de phi phenomenon), met gebruik van een tachistoscope. Hij toonde aan dat echte beweging en schijnbare beweging samen een identieke negative afterimages (het zien van een tegenovergestelde beweging van een statistisch object dat net daarvoor is geobserveerd als een bewegend object) produceerden

- Het verschil tussen de gestaltpsychologen en Titchener is dat Titchener begint met simpele elementen en aantoont hoe deze samen gehelen creëren, terwijl gestaltpsychologen starten met de gehelen en dan de functies van de delen in het geheel beschrijven. Zo bestaat perceptie uit figuur en achtergrond volgens de gestaltpsychologen (waardoor je de 2 verschillende plaatjes in 1 afbeelding niet tegelijker tijd kan zien. Je ziet altijd eerst een van de twee als figuur en de ander als achtergrond. Je weet wel die van de vaas en 2 gezichten bijvoorbeeld of die van de jonge mooie meid en de oude vrouw)

- Oswald Kulpe 2 soorten van experimenten waarvan hij dacht dat belangrijk waren, maar die Wundt beargumenteerbaar vond:

  • imageless thoughts
  • taak vooraf gegeven bepaald de mentale sets

- Hermann Ebbinghaus (1850-1909) deed onderzoek naar het geheugen dmv zichzelf lijsten met nonsense syllables te leren en na een tijd deze te herinneren onder verscheidene condities. Hiermee toonde hij aan dat geheugen experimenteel bestudeerd kon worden en wiskundige resultaten bevatte zoals de vergeet curve.

Lees meer...

Hoofdstuk 4: The sensing and perceiving mind

Middeleeuwen

Immanuel Kant komt naar voren. Hij was getraind in de Duitse filosofie. Hij werd gestimuleerd door een van John Lockes volgelingen. Daardoor veranderde hij de Duitse kijk of menselijkheid en natuur. Onder de niet bedachte resultaten was een nieuwe experimentele psychologie.

· David hune (1711-1776)

Een schotse filosoof heeft de Kant gemotiveerd door het empirisicme en associatisme van lockean heel erg extreem te maken, en het betwijfelen van causility, die ideeën dat sommige gebeurtenissen direct worden veroorzaakt door voorafgaande gebeurtenissen. Klassieke wetenschaps theorieën nemen aan dat specifieke antecedent condities voorspelbare gebeurtenissen veroorzaken. Hume betwijfelde dit. “Alles dat we ooit kunnen weten is dat zekere sequenties van gebeurtenissen in het verleden, ons hebben doen geloven dat ze herhaald zullen worden in de toekomst” (eigenlijk niet echt een citaat, maar zo denkt hij erover)

· Voor kant was het van belang uit te zoeken wat nu waar was, de klassieke theorie of dat wat Hume zei. Hij zei dat omdat causality niet bewezen kan worden, maar toch een onderdeel deel van ons bestaan is, moet het een contributie van de mind representeren. Hij voegde dus 2 verschillende domeinen van realiteit bij elkaar. Eentje helemaal buiten ‘the mind’ en eentje helemaal erin. De externe wereld noumenal world bestaat uit ‘things-in-themselves” – objecten in een pure staat van onafhankelijkheid van de menselijke geest. De noumenal world kan nooit direct worden waargenomen, want als het in de menselijke geest komt dat wordt het een phenomenal world. Deze term komt uit het Grieks en betekent verschijnen (appearance). Kant zegt hier dus over dat mensen nooit direct de pure realiteit waarnemen maar een serie van appearances of phenomena, die schijnbaar een creatie van onze actieve geest zijn.

· De Phenomenal world heeft zijn eigen regels. Het lokaliseert altijd fenomenen in ruimte en tijd (deze dimensies worden door Kant intuitions genoemd). Daarbij zegt kant dat de geest automatisch de fenomenen organiseert naar 12 categorieën, die hun kwaliteit, kwantiteit, relaties en mode definiëren. Causality is een van de relationele categorieën. · Tussen 1781 en 1798 schreef Kant 2 boeken. “Critique of pure reason” en “Anthropology form a pragmatic point of vieuw”. Het belangrijke aan deze boeken was dat Kant zei dat de geest een grote invloed heeft op hoe wij de wereld ervaren, op manieren die systematische analyse en beschrijvingen kunnen uitvoeren. Hierna zei Kant dat de studie van de geest nooit een werkelijke wetenschap zou worden. De geestenstudie heeft geen 1) spatiele dimensie 2) je kutn er niet echt werkelijke observaties vandaan halen 3) kan niet experimenteel worden gemanipuleerd en 4) het kan niet wiskundig worden beschreven.

· Na Kant zijn er toch veel mensen geweest die onderzoek naar de menselijke geesthebben gedaan. Optische illusies werden uitgevonden. Fig. 4.1 laat een voorbeeld zien.In begin 19de eeuw werd de ‘law of specific nerve energies’ ontdekt, iedere sensorische zenuw in het lichaam heeft maar 1 sensatie die ervaren kan worden. (Uitgevonden door Charles Bell 1774-1842). Later verder uitgewerkt door Johannes Muller (1801-1858). Deze regel was in tegenstelling tot wat men altijd dacht namelijk dat een zenuw alle soorten sensaties kon overbrengen.

· De Optic nerve heeft ervoor gezorgd dat Kant theorie een beetje aan de kant werd geschoven. Hierdoor kwamen ze er namelijk achter dat het zien wordt gestimuleerd. Het zien van een specifiek patroon van licht betekende nu dat de visuele zenuwen Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal gestimuleerd waren. Dit toonde aan dat er een interactie is tussen de externe wereld en een sensorisch zenuw stelsel.

· Hermann Helmholtz en Gustav Theodor Fechner zijn beide van groot belang geweest naast Kant om van de psychologie een werkelijke wetenschap te maken. Helmholts Early Life (ik noem die man constant Hermann (zijn voornaam) omdat die makkelijker te typen is)

· Hij was geboren op 31 augustus 1821 vlakbij een Berlijn. Zijn vader was groot voorstanden van de Kantian filosofie. Hij moedigde Hermann aan voor de wetenschap. Herman werd enthousiast voor natuurkunde. Om wetenschapper moest je familie heel rijk zijn, wat de Helmholtz niet waren. Maar de Pruisische overheid stelde een programma op om jonge, arme mensen eenkans te geven om medicijnen te studeren in ruil voor na hun studie 8 jaar als arts in het leger te werken. Hermann deed dit. In zijn 2de jaar begon hij te studeren met Johannes Muller, the uitvinder van de ‘law of specific nerve energies’. Samen met Muller, Emile du Bois-Reymond ( 1819-1892; die zou de elektrochemische natuur van de zenwu impulsen vastleggen), Rudolf Virchow (1821- 1902; pionier in cell pathalogie) en Ernst Brucke (1819-1893; later de favoriete leraar van Sigmund Freud).

· Muller had een ongebruikelijk idee van de natuurkunde concepten. Hij was namelijk voorstander van het Vitalisme. Dit houdt in dat alle levende organismen een ‘life force’hebben, die voor vitaliteit zorgt. Muller zei niet dat er geen natuurkundige en chemische processen in de levende organismen plaatsvinden, maar Muller zei dat de life force zichzelf beschermde tegen deze processen en ze controleerde. Met de dood verlaat de life force het lichaam. Als je in vitalisme gelooft betekent dat dat er een grens is aan het wetenschappelijk kunnen begrijpen van fysiologische processen om de life force buiten wetenschappelijke analyse valt. Hermann en de rest waren hier echter op tegen en geloofden in mechanisme, wat inhield dat alle fysiologische processen potentieel begrepen kunnen worden door natuurkunde en de chemische principes.

· Het leger nam lang niet alle tijd in beslag van Hermann. Daarom bouwde hij een laboratorium in zij barrak waar hij metabolische processen in kikkers bestudeerde. Zijn experimenten toonden aan dat de hoeveelheid spier energie en warmte die gemaakt worden door een kikker gelijk is aan de hoeveelheid energie die gemaakt wordt door voedsel innemen. Hij toonde dus aan dat chemische reacties capabel aren om alle fysieke activiteit en warmte te generen.

· In 1847 kwam Hermann met ‘conservation of energy’. Dit houdt in dat alle soorten energie (warmte, licht, zwaartekracht, magnetisisme) omgezet kunnen worden in een ander soort energie en geen energie extra gemaakt kan worden of vernietigd. Dus een machine is iets wat energie kan transformeren van nutteloos naar nuttig,. Een stoom machine bijv, zet warmte om in stoom.

In ditzelfde jaar schreef Hermann “the conseravation of Force”. Dit artikel gaat dus over conservation of energie. In waardering voor dit werk mocht Hermann eerder weg bij het leger en hij kreeg een baan als ‘lectuerer’ bij de Berlijnse academie van Arts in 1848.Hier heeft hij 2 grote dingen bereikt. 1 is het maken van de opthalmoscope een apparaat wat oogartsen gebruiken om direct naar de retina te kijken. Het tweede was dat hij de snelheid van een zenuw impuls gemeten heeft. Dit was nog door niemand eerder gedaan. Zijn vriend du Bois-Reymond, kwam mat de hypothese dat de zenuw impuls meetbaar was. Hermann maakte een instrument dat kleinere hoeveelheden snelheid kon waarnemen dat enig tijds instrument tot dan toe. Hij meette daarna eerst de snelheid in een kikker. Hierna ging hij verder met menselijke proefpersonen. En uiteindelijk is het hem dus gelukt om de snelheid van een zenuwimpuls te meten. Maar de meeste mensen Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal hadden geen waardering voor zijn werk, ten eerste omdat hij het in veel te moeilijke taal beschreef en ten tweede omdat het allemaal nog nieuw was en moeilijk geaccepteerd werd. Als Hermann en du Bois-Reymond geen mechanisten waren geweest hadden ze nooit dit soort experimenten gedaan.

Helmholtz on sensation and Perception (120)

· Hermann heeft ontzettend veel baanbrekend werk gedaan met visie en horen. Hij heeft persoonlijk een heleboel grote experimenten nagedaan om te kijken of ze wel accuraat waren. Daarna heeft hij al zijn vergare kennis in twee boeken gezet “Handbook of Physiological Optics”en “The theory of the sensation of Tone as a physiologicalk basis for the theory of music”.

· Hermann benaderde geluid en visie op dezelfde manier (wordt uitgelegd aan de hand van visie).

Hij splitste het algemene onderwerp in

1) primary physical; het oog is een optisch instrument, onderzoekt de processen als licht van de externe wereld in een plaatje wordt omgezet op de retina

2) primary physiological; gaat over hoe een beeld op de retina overgezet wordt naar de hersenen (door signales), wat resulteert in bewuste sensaties van licht.

3) primary psyinterrelated.; gaat over hoe sensaties van licht worden omgezet in betekenisvolle percepties van objecten en gebeurtenissen. Sensations zijn raw elements van het bewuste ervaren. Hierbij is geen ervaring of voorgaande kennis nodig.

Visie is het spatieel organiseren van lciht in verschillende hues en brightness, zonder er al een betekenis aan te geven.

Perceptie is het betekenisvol interpreteren van sensaties.

Hieronder een aantal dingen die Hermann heeft ontdekt

Physical Properties of the eye

Hier een heel stukje over de cornea, lens, retina, accommodatie etc (als je dit wilt lezen het staat op blz 122).

Wel wat nuttige dingen is dat het oog behoorlijk wat defecten heeft, zo is de fovea heel klein, waardoor er maar een klein stukje is waarop je maximum scherpte waarneemt. Kleur is imperfect omdat de vloeistof in het oog niet perfect kleurloos is en omdat het oog minder goed de rode kleur kan waarnemen (kortere ‘rays’ in het spectrum dan blauw bijv.) Astigmatism is het feit dat door imperfectie in het oog het menselijk beeld verstoord wordt. Goed voorbeeld hiervan is de blind spot.

Hermann constateert hierna dat Kants theorie dat je de wereld waarneming beïnvloed wordt door je geest toch wel waar is, want je neemt niet werkelijk waar wat er is. Goed voorbeeld hiervan is kleur visie. Newton is de uitvinder van wit licht. Hij kwam erachter dat wit licht van de zon gecompliceerder is dan je zou denken. Hij liet een straal licht in een prisma vallen en hij zag een solar spectrum (een multigekleurde band, je weet wel met (bodem)rood, oranje, geel, groen en blauw en violet (top)). Rood zit onderaan omdat die een kortere wave lenght heeft. En wit licht is dus al die kleuren tezamen. Als je oranje waarneemt dan zie je dus een wave length langer dan rood en korten dan geel. Maar dit idee is een beetje overgesimplificeerd. Kleur mixen experimenten tonen dit aan. Die lieten zien dat als je rood en geel van een spectrum bovenop elkaar laat vallen dat je dan oranje ziet, dezelfde oranje als van het spectrum. Dus verschillende fysieke stimuli kunnen identieke bewuste sensaties van kleur weergeven.

Clerk Maxwell (1831-1879) was een van de wetenschappers die de meest complete analyse van het kleur mixen heeft gevonden. Toen hij begon met zijn eigen experimenten waren er al complementary colors uitgevonden (paren van spectrum kleuren, die als ze gemixt worden een wit licht creeeren. Als je blauw, rood en groen combineert creëer je een wit licht. In deze periode zijn ze er ook achter gekomen dat je met blauw, rood en groen alle kleuren kan maken, door te mixen (primaire kleuren). Om dit allemaal te verklaren kam Hermann met de trichromatic theory, dit houdt in dat de retina 3 verschillende receptoren cells heeft, waarvan elk reageert op een van de drie primaire kleuren. Zenuwen die aan de receptoren vast zitten, zenden berichten naar de hersenen wanneer ze geselectederd worden.Dit is een uitbreiding van Mullers ‘specific energy theory’. Individuele zenuwen zouden dus niet alleen een specifiek soort (visueel, gehoor, voelen etc) sturen maar ook een specifieke kwaliteit rood, groen blauw). Deze uitbreiding van Mullers theorie wordt ook wel de Young-Helmholtz theory genoemd, aangezien Thoman Young eenzelfde idee heeft gepresenteerd in 1802. Helmholtz heeft dus de wet van kleur mixen als functie van het visuele systeem van de mens uitgelegd en volgens hem heeft het verder niks te maken met natuurkundige eigenschappen van lichtgolven.

Visual Perception

Hermann was het niet eens met Kant over visuele perceptie. Hij was het eens met Kant dat sensaties geinterpreteerd worden en een betekenis krijgen door een perceptueel proces. Hermann was het niet eens met Kant op het punt van de oorsprong van perceptuele processen, inclusief illusies. Kant zei dat spatiele perceptie bepaald wordt door innate intuïties. Hermann vond ook sensatie processen innate maar hij legde de nadruk op de rol van ervaring en het leren van perceptie. De vraag die de empirist van de nativist scheidt (hermann van Kant) is hoeveel en in welke mate van de perceptuele processen bepaald worden door ervaring. Hermann bewees dat perceptie veranderd kan worden door ervaring met het experiment met die bril die de wereld op zijn kop zet. Perceptuele adaptie treed dan op. Hermann had een theorie dat perceptuele adaptie en andere perceptuele fenomenen komen van een proces wat hij unconsious inference komt.Visuele ervaringen kunnen leiden tot het onbewust aannemen van bepaalde regels die kunnen worden neergezet in syllogismen. (dit ga ik verder niet uitwerken, sorry ik heb een afkeer voor syllogismen blz.129)

Helmholtz plaats in psychologie

Hermann heeft door zijn jaren heen zijn passie voor natuurkunde behouden. Uit is uiteindelijk ook als professor in de natuurkunde aangesteld op de Universiteit van Berlijn. Hij was vooral bezig met thermodynamics, meteorologie en elektomagnetisisme. In 1882 kreeg hij een adel naam von Helmholtz. Ook al heeft Hermann veel bereikt in de natuurkunde hij is ook een pionier van de psychologie voor 2 redenen. Ten eerste heeft hij ontdekt dat neurologische processen die onderliggen aan mentale functies onderzocht kunnen worden. En ten tweede heeft hij een wetenschappelijke concept gemaakt van de Kantian ‘mind’, door zijn studies naar zien en horen. Tegenwoordig worden nog veel van zijn theorieën gebruikt zoals de trichromatic theory. Helmholtz werk en zijn term ‘unconsious inference’ hebben geleid tot concepten al apperception, set, en de informatie-process aanpak. Zijn empirisme is aangevallen door Elanor Gibson. Zij toonde aan dat mensen wel bijvoorbeeld diepte kunnen waarnemen ook al hebben ze nog nooit eerder diepte hoeven te ervaren (exp houdt in dat mensen die visueel onervaren zijn over glas moeten lopen, maar dit willen ze niet omdat er gen visual surface eronder et zien is.

Fechners early life (blz 132)

Hij is geboren op 19 april 1801 is oost Duitsland. Zijn hele familie waren priesters. Fechner had een grote interesse in natuurkunde zwel als fysiologie en psychologie en hij bestudeerde de relatie tussen de externe ‘fysieke realiteit’en de onbewuste ervaring van die realiteit. Fechner en Hermann hadden veel gemeen maar ook veel verschillen. Gustav (fechner) is opgegroeid met een sterk filosofisch en brede religieuze interesse maar hij wou zelf niet in de religie gaan werken. Hij is medicijnen gaan studeren aan de Leipzig medice school op 16 jarige leeftijd. Hij heeft echter nooit dit werk uitgevoerd. Hij is na zijn medicijnen studie natuurkunde en scheikunde boeken gaan vertalen uit het Frans. Hierdoor leerde hij veel natuurkundige dingen en werd hij aangesteld als lecturer aan de universiteit van Leipzig . Fechner bestudeerde ook ‘Naturphilosophie”, een semi-mysieke en semi-wetenschappelijke beweging, die toen populair was in Duitsland. Deze bewegen dacht dat het hele universum een organische entiteit was met bewustzijn en andere animate functies. Als je dood gaat, gaat jouw bewustzijn bij die van het universum. Fechner schreef voor hierover als Dr. Mises. In diezelfde tijd kwam het materialisme op. Fechner zag dat deze stroming veel macht zou kunnen hebben maar hij vond ook dat het veel beperkingen had. Hij zag materialisme als een mechanisme dat niet diende als bevrijding van de fysiologie maar als een filosofisch doodmakend en depressing dogma. Fechner hield zich heel veel bezig met de ‘twee gezichten’ van de natuur. Hij had een nacht visie wat inhield dat het universum een essentieel dood mechanisme is, waar leven en bewustzijn alleen af en toe is als gevolg van mechanistische wetten. En hij had het dagvisie; het universum heeft een ziel en bewustzijn en mechanistische wetten geven alleen een gedeeltelijke verklaring voor de externe visie op de wereld. In 1839 wordt Fechner invalide door onbekende omstandigheden maar wanneer hij aan het mediteren is in 1850 krijgt hij ineens een inzicht. Hij was aan het denken over de relatie tussen de materiele en de mentale wereld, hier hield Helmholtz zich ook mee bezig. Helmholtz legde de nadruk op de verschillen tussen de twee werelden en vooral op de imperfectie en fouten hiervan, maar Fechner zag een harmonie tussen die twee werelden. Hij vond dat dit inzicht paste bij de dagvisie. Fechner was enorm geïnteresseerd in stimulus intensiteit. Hierdoor kwam er een nieuwe wetenschap psychophysics.

De uitvinding van ‘psychofysics’

Bij horen, gaan we ervan uit dat een klein geluidje niet wordt gehoord als er heel veel lawaai is, maarje kunt dat kleine geluidje wel horen als het super stil is. Zo is het ook met zien, je kunt de sterren aan de hemel ’s nachts zien omdat de hemel dan donker is. Overdag zijn ze er ook maar je ziet ze dan niet. Deze ervaringen geven weer dat onze bewuste ervaring van de intensiteit van een stimulus niet een perfecte weergave is van de realiteit. Tenslotte zijn de geluidsgolven van het kleine geluidje in beide situaties precies hetzelfde. Fechner die dacht dat het mogelijk zou moeten zijn om de waargenomen fysieke intensiteiten te meten, zowel als de werkelijke intensiteit. En hij dacht dat er een wiskundige relatie zat tussen deze 2 variabelen. Fechner wist alleen niet hoe je dit moest meten, hij werd geholpen door het onderzoek van zijn vriend en collega, Ernst Heinrich Weber. Weber onderzocht de mogelijkheid van een mens om te discrimineren tussen verschillende gewichten. De kleinste discriminatie was als een gewicht 1/30ste lichter was dan de andere. Dit is dus het just noticable differende (jnd). Fechner zei dat als je aannam dat de jnd een constante fractie was bij ieder zintuig, dan kun je de jnd gebruiken als een meetunit voor de psychologische intensiteit van de stimulus. Fechner kwam met de absolute threshold. Dit houdt in de kleinste intensiteit van een stimulus die waargenomen kan worden. Op blz 139 staat een heel uitgebreid voorbeeld hierover. Dit allemaal resulteerde in Weber’s Law/ Fechner’s law (kan beide gebruikt worden).

S=k log P (the subjective intensity of a stimulus (in jnd units) will always equal the logarithm of its physical intensity times some constant (k) which will vary for each sense, but which may

be experimentally determined)

In 1860 publiceerde Fechner een boek “Elements of Psychophysics”. Hij vond ook andere manieren om andere zintuigen te meten. In 1872 had Joseph Plateau gezegd dat de relatie misschien beter kon worden beschreven door een power function, maar hij verwerpte dit idee Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal alweer snel. Maar S. Smith Stevens vond uit dat er wel een power law bij hoorde namelijk S=kP ⁿ

Conclusie

Helmholtz noch Fechner vonden zichzelf psychologen. In beide gevallen hadden ze een achtergrond die meer te maken had met natuurkunde en fysiologie, en in beide gevallen was hun grootste achievement dat ze bepaalde psychologische fenomenen omzetten in ‘lawful relationships with physical or physiological data.’ Maar hun werk demonstreerde dat het mogelijk was om fenomenen van de geest te meten op dezelfde manier waarop de fysieke wereld wordt bestudeerd: in termen van mechanistische wetten (helmholtz) of wiskunde (Fechner).

Lees meer...

Hoofdstuk 3: Physiologists of mind “brain scientists from Gall to Penfield .

  • Thomas Willis (1621-1675), leraar van Locke, publiceerde in 1664 Anatomy of the brain. Hierin beschreef hij de substantie van de verschillende hersens structuren.. Hij vond dat de hersens uit 2 soorten substanties bestond: een slappe grijze massa aan de buitenkant: de Cortex, de binnenkant: de spinal cord en meerdere discrete centers in de hersens. En een vezelachtig witte massa in de andere regios.
  • Andere doktoren vonden dat lokale storingen in de bloedtoevoer een beroerte veroorzaakt, ook wel apoplexy genoemd. Zulke onverwachte aanvallen kan spraakgebrek, gedeeltelijke verlammingen of verschillende soorten storingen in de zintuigen veroorzaken.
  • 1700 men ontdekte dat kwetsingen in de ene helft van de hersens vaak verlammingen of gebreken veroorzaakt aan de tegenovergestelde kant van het lichaam.
  • Franz Josef Gall (1758-1828) comparatieve anatomie: er is een relatie tussen de hogere mentale functies en de grootte en intact zijnde van de hersens (voornamelijk de cortex)

  • Staat aan basis van de frenologie (maar anderen bedachten later deze naam): discrete psychologische faculties hebben hun eigen plek in de hersens. Deze theorie is nooit officieel geaccepteerd.
  • Physiognomy: iemands karakter aflezen van zijn uiterlijke kenmerken. Johann Kasper Lavater (1741-1801)
  • Craniometry: het meten van de schedel voor het hebben van bepaalde psychologische kenmerken. Gall dacht dat er een relatie was tussen het hebben van bulten of kuilen in de schedel en het hebben van bepaalde psychologische eigenschappen.


Er zijn 3 argumenten die tegen de frenologie theorie van Gall pleitten:

1. craniometrie

2. de keuze van specifieke psychologische kwaliteiten lokaliseren in de hersens, die als basis voor iemands karakter werden gezien. Maar deze lijst van kwaliteiten waren eigenlijk de resultaten van vele verschillende interactieve factoren

3. Hoe de hypotheses zijn getest.

  • Pierre Flourens (1794-1867) had kritiek op Gall. En begon met het doen van onderzoek naar de functies van de hersens door middel van experimenten: methode van ablatie (operatief verwijderen of beschadigen van specifieke delen van de hersens bij dieren en dan de consequenties ervan observeren)
  • Flourens geloofde dat hij met zijn bevindingen de frenologie had achterhaalt. Geloofde dat de verschillende functies in elk orgaan(cerebellum, cortex) van de hersens waren gelegen.
  • Jean Baptiste Bouillaud (1796-1881) voormalig student van Gall. Hij hield de hypotheses van Gall in leven. Wel verwierp hij delen van de frenologie, maar geloofde in het spraakgebied in het voorste gedeelte van de cortex. Niemand nam hem serieus.
  • Ernest Aubertine (1825-1893) schoonzoon van Bouilland, nam hem wel serieus. Hij presenteerde zijn experimenten bij een soldaat die een open hoofd wond had, in 1861 bij de Paris Anthropological Society.
  • Paul Broca (1824-1880) heeft de Paris Anthropological Society opgericht. 5 dagen na de presentatie van Aubertine krijgt Broca een patiënt (genaamd Tan) met ongeveer de zelfde symptomen als de soldaat van Aubertine. Na het overlijden van Tan doet Broca autopsie op de hersens van deze patiënt en vond beschadigingen van het linker hemisfeer. Broca vond dat rechthandigen met een spraakverlies beschadiging aan de linker kant van de hersens hebben. Dit wordt het gebied van Broca genoemd. Spraakverlies dmv beschadigingen aan dit gebied worden afasies genoemd.
  • Brocas ontdekkingen deden weer nieuwe interesses in frenologie opwaaien. Wat weer verdere belangrijke functielokalisatie opleverde.

  • Gustav Fritsch (1837-1927) en Eduard Hitzig (1839-1907) deden elektrische stimulaties bij hersens. Zij ontdekten dat de stimulatie van een bepaald gebied leidde tot bewegingen(nubekend als de motor strip.)
  • David Ferrier (1843-1928) deed ablatie experimenten bij apen en ontdekte sensorische (visueel en auditief) gebieden.
  • Bij deze experimenten deed hij ook ontdekkingen voor het geheugen gebied. Hij vond dat het visuele geheugen gebied moest liggen bij het visuele gebied en hetzelfde voor het auditieve geheugen dat moest dus liggen bij het auditieve gebied.
  • Carl Wernicke (1848-1905), schade aan Broca, schade aan de herinnering van woorden opleverde niet het fysieke spreken (motorisch afasie). Hij vond patiënten die met sensorische afasies: herinnering van de betekenis is aangetast. Deze mensen spraken vloeiend maar bevatte allerlei versprekingen en vreemde of dezelfde woorden. Hij noemde dit parafasie. Deze patiënten hadden beschadigingen aan de temporal lobe vlak bij het auditieve gedeelte, dus daar waar het auditieve geheugen zou liggen. Dit gebied wordt het Wernicke gebied genoemd.
  • Conduction afasie: beschadiging van het Broca’s gebied en het Wernicke gebied (dus het motorisch-sensorisch gebied)
  • Karl Spencer Lashley (1890-1959) equipotentiality : de capaciteit de hersens om een beschadigt functie over te nemen door de intacte delen. Alleen bij grotere schade is dit moeilijker: Law of mass action
  • Redundacy hypothesis: elk individueel herinnering wordt opgeslagen in verschillende lokaties in het cortex. Waarbij het geheugen beter wordt als de herinnering geassocieerd kan worden met eerdere herinneringen
  • Wilder Penfield (1891-1976) stimulatie experimenten voor het bewustzijn. Hij deed onderzoek naar oorzaken van epilepsie en eventuele behandelingen. Hij vond dat patienten een voorsein kregen voorafgaande aan een epilepsie aanval: Auras. Deze auras verschillen individueel, zoals bv een bepaalde smaak, geur, tinteling etc. Hij zocht deze sensatie locaties op in de hersens en verwijderde het desbetreffende gebied, behalve wanneer het vlak naast het spraakgebied ligt (dit kan namelijk afasie veroorzaken) De meeste patiënten hadden baat bij deze methode.
  • Terwijl Penfield op zoek was naar deze auras, stimuleerde hij verschillende normale regios van de cortex en observeerde hij de effecten hiervan bij bij volledig bewustzijnde, intelligente en meewerkende individuen. Zo vond hij dat bij stimulatie van de temporale lobe de interpretive cortex: een temporal regio waarvan bij stimulatie 2 soorten responses oplevert.* interpretive responses (zien van de huidige situatie in een nieuw licht bv het voelen van een deja vu) en * experiential responses (hallucinaties of flashbacks van echte gebeurtenissen uit het verleden)
Lees meer...

Hoofdstuk 2 Philosophers of Mind John Locke and Gottfried Leibniz

  • Locke en Leibniz hadden veel verschillen maar ook veel gemeen. Zo hadden ze beide hele brede interesses. Beide hadden een aanbod afgeslagen om aan een academie te gaan werken. Beide probeerde hun politieke ideeën te integreren met een groetere en algemenere filosofie van de geest, voortkomend uit het werk van Descartes
  • Locke heeft veel van Descartes basis ideeën overgenomen over natuurkunde en fysiologie. Maar hij geloofde niet in descartes idee dat er een constante actieve bewust ziel in de wereld is. Hij steunde Aristotles idee dat de geest blank is als je geboren wordt, alleen maar capabel om impressies van de externe wereld op te nemen. Verder was hij het niet eens dat alle menselijke kennis van ervaring komt. Locke werd de leider van het empirisicme.
  • Leibniz was het juist helemaal niet eens met Descartes visies op natuurkunde, Hij was het wel met Descartes eens over de bewuste ziel van de wereld. Dus Leibniz had een filosofische kijk op de geest met vooral de nadruk op nativisme en rationalisme.
  • Vanuit Locke en Leibniz zijn twee grote stromingen ontstaan. Vanuit Locke het empirisme wat vooral invloed had in Engeland en USA. Leibniz had vooral invloed in Duitsland met een nadruk om het controleren en centraal functioneren van een actieve en aangeboren geest.


John Locke : Child of Revolution (36)

  • John Locke was geboren in Engeland op 29 augustus 1632
  • Engeland was toen bijna in een revolutie tussen de Puriteinen (voor een parlement) en de Royalisten (voor de monarchie).
  • In 1647 ging Locke naar de Westminster School in London. Hij werd daar gestimuleerd door Richard Busby, het hoofd van de school. Busby leerde zijn studenten voor zichzelf te denken en niet iets automatisch aan te nemen op autoriteit. Locke leerde dat ieder verhaal 2 kanten heeft.
  • Na 5 jaar op die school ging Locke naar Oxford University. Hier werd hij beïnvloed door Thomas Willis (bestudeerde hersenanatomie). Locke bestuurde medicijnen met andere mensen en werd dokter (zonder graad).
  • Robert Boyle woonde ook in Oxford waar hij zijn eigen laboratorium had. Hij heeft Boyl’s wet uitgevonden, dat het volume van gas varieert met de druk die erop gelegd wordt. Boyle werd een goede vriend, mentor etc van Locke. Tegen deze tijd komt Locke de ideeën van Descartes tegen. In 1665 werd Locke een minister van een diplomatieke missie in Duitsland.
  • In 1644 kwam Locke Sir anthony Ashley Cooper tegen (later Earl of Shaftesbury). Vriendschap ontstond. Beide mannen hadden een voorkeur voor tolerantie in religie en in de overheid. Locke ging met Cooper naar London om daar zijn persoonlijke dokter te worden.
  • Boyle was een van de oprichters van de Royal Society (engelands meest belangrijke wetenschappelijke organisatie). Locke werd hier ook lid van. Locke schreef verschillende papers over de overheid en religie
  • Locke wou de natuur van kennis zelf gaan onderzoeken, door de geest te begrijpen en om te ontdekken wat mogelijk is om te weten en wat niet mogelijk is om te weten. Het duurde 19 jaar voordat hij dit uitgevonden had en dat schreef hij allemaal op in zijn grote boek “Essay Concerning Human understanding”.
  • Ondertussen was er een grote politieke discussie in Engeland in 19\697. Charles II was nog op de troon maar had geen legitieme zoons dus hij woud at zijn broer James de troon zou overnemen.Shaftesbury wou dit niet en heeft de eerste politieke partij opgericht “de Whigs”, protestantse lieden. In 1681 Werd shaftesbury opgepakt en in de London Tower gegooid. Een aantal maanden later kwam hij vrij en vluchtte hij naar Nederland maar kort daarna overleed hij. Locke is ook gevlucht naar Nederland en leefde daar onder de naam Dr. Van der Linden. Hij hield vol dat hij voor het bier kwam... Hij ontmoette in Nederland meerdere keren William Penn. Verder werkte Locke aan zijn werk Essay Concerning Human Understanding en Two Treatises of Government. Charles II overleed in 1685, en werd opgevold door zijn boer James. James werd 3 jaar later afgezet en opgevold door de protestantse dochter Mary (dochter van James) en William of Orange. Kort hierna ging Locke weer terug en publiceerde hij zijn werken en nog veel meer werken over filosofie, religie, educatie en economie. In 1704 ging Locke dood. Hij schreef zijn eigen grafschrift.


An Essay Concerning Human understanding

  • Locke’s essay neemt aan dat de menselijke geest werkt door een inductief model, dat het alle kennis ontwikkeld door observaties van de externe wereld.
  • Locke zag de geest dus als enorm ontvankelijk voor ervaringen en vaak een passieve geest dus. Hij verwierp Descartes idee van een aangeboren ideeën. Locke zag de geest als een Tabula Rasa ( een blank blad ).
  • De geest heeft volgens Locke 2 soorten ervaringen Sensaties van objecten in de externe wereld en reflecties van de geest zijn eigen werking. Deze ervaringen leiden tot simpele ideeën zoals luidheid, koudheid, en zoutheid van sensaties en van reflecties; willen, waarnemen, houden van of niet houden van... Als hier nog meer ervaringen op volgen dan krijg je complexe ideeën zoals roodheid, rondheid, zoetheid. Elk complex idee heeft concrete ervaring als basis.
  • Ook al bestaan sommige complexe ideeën niet in de werkelijkheid, toch vond Locke dat alle simpele componenten van zo’n idee eerder ervaren moeten zijn. Bijv. We kunnen een idee van een man met groen haar hebben, maar niet voordat we werkelijk hebben meegemaakt, haar, man en groen.


The nature Human Knowledge

  • “Knowledge is nothing but the perception of the connexion and agreement, or disagreement and repugnancy, of any of our ideas”.
  • Kennis is niets meer dan het waarnemen van een verband tussen ideeën = basis van het associationisme. Je hebt natuurlijke associaties dat zijn bijv, . De roodheid en rondheid van een appel. En je hebt de kans dat je iets linkt door toeval. Bijv., bijgeloof.
  • Intuïtieve kennis = direct en zeker, verschil tussen zwart wit
  • Demonstratieve kennis = wel zeker niet direct, af te leiden uit logische deductie bijv, a²+b² = c²
  • Sensitieve kennis, bevat de meeste kennis. Onderschei primaire en secundaire kwaliteiten van objecten.

  • Primaire = soliditeit, uiterlijk, mobiliteit en extensie. Alle materialen hebben deze kwaliteiten.
  • Secundair = geluid, kleur, temperatuur, smaak en geuren. Secundaire kwaliteiten zijn minder zeker dan primair, bijv koud/warm water. Dit is het voorbeeld dat als je eerst één hand in koud water doet en de andere in warm en je daarna je beide handen in lauw water doet, dat de ene hand dat heel warm zal vinden en de andere juist koud.
  • Lockes essay zeg niet hoe ideeën geassocieerd worden maar hij denkt dat contiguity (de ervaring van twee of meer ideeën te gelijkertijd of vlak na elkaar) en similarity. Locke’s Invloed
  • In zijn essay zegt Locke “that all knowledge comes from experience, but that no one person’s experience can be sufficient to cvreate a complete and error-free knowledge of the world.”
  • In de Two treatises of Government gaat locke door op het idee van Thomas Hobbes over het social contract. Hobbes dacht dat mensen agressief, egoïstisch etc waren. Hij zei dat mensen in groepen moesten leven omdat ze anders beesten werden. Locke gaat verder op dit idee alleen kijkt hij er wat positiever tegenaan. Hij zei dat mensen juist hun voordeel konden doen met de ervaringen van andere mensen en dat ze daarom bij elkaar waren. Het is dus een rationele keuze.
  • Locke heeft ook de filosofie en psychologie beïnvloed en hij inspireerde het Britisch associationism. Het meest belangrijke lid daarvan George Berkeley heeft Lockes theorieën over associationistic principes toegepast op diepte kijken.

  • David Hume komt met 2 laws of association. De association by contiguity (ideeën die tegelijkertijd worden ervaren of vlak na elkaar zullen gelinkt worden) en the law of similarity (dat ideeën of ervaringen die gelijk zijn zullen geassocieerd worden met elkaar). Leibniz’s Leven en Carriere


Leibniz is geboren in Duitsland op 1 juli 1646.

  • Zijn vader was een professor in morele filosofie, maar hij stierf toen Leibniz 6 jaar was. Leibniz werd op zijn 14de toegelaten tot de universiteit van Leipzig.
  • Hij had als snel het standaard curriculum afgerond en hij wou doctor in law worden. Dit kon daar echter niet aangezien het aan leeftijd gebonden was en Leibniz nog veel te jong was. Hij ging naar de universiteit van Altdorf waar hij binnen zes maanden zijn degree binnenhaalde. Hij kreeg een positie aangeboden als professor maar dat wou Leibniz niet.
  • Hij werd minister van een Nuremberg alchemist. Maar dat verveelde hem al snel, en hij ging dan ook verder. Hij ontmoeten per ongeluk Baron Johann Christian von Boineberg, een belangrijke staatsman in dienst van de Elector of Mainz (een van 8 grote Duitse prinsen die de Holy Roman emperor mochten kiezen). Hij werd legal advisor van de Elector. In 1672 ging Leibniz naar Parijs om daar een delicate diplomatieke missie uit te voeren. Hij moest namelijk Koning Louis XIV overhalen om Egypte binnen te vallen. Hierin faalde hij, maar hij bleef nog wel 4 jaar in Parijs. Hij vond daar uit een nieuw soort horloge, een prototype van een onderzeeër en een wiskundig calculatie machine. Hij nam de rekenmachine mee naar Londen in 1673 waar hij het liet zien aan de Royal Society die onder de indruk waren. Hij werd een van de eerste non Britse leden van de Society.
  • Terug in Parijs ontmoete hij Christain Huygens en Nicolas de Malebranche. Door deze contacten kwam Leibniz aan de gepubliceerde en ongepubliceerde werken van Descartes.
  • In Parijs maakte hij twee belangrijke ontdekkingen de eerste was binary arithmetic. Het werken met alleen nullen en enen, wat tegenwoordig bij computers wordt gebruikt. De tweede ontdekking was de infinitesimal calculus. Deze rekenmachine was een uitbreiding van Descartes analytische geometrie, wat representeerde de algebraïsche vergelijkingen geometrisch en grafisch als lijnen en curves. Tot voorheen was het niet mogelijk geweest om hele kleine punten in die lijnen te bereken, bijv wanneer komt een auto op precies 80 km per uur.

  • De calculus heeft voor Leibniz filosofie gezorgd, ten eerste kon de rekenmachine variabelen die constant in beweging waren meten en hierdoor zag Leibniz dat fenomenen van continuïteit en verandering een essentieel deel waren van de wereld. Ten tweede analyseerde de rekenmachine de fysieke wereld in wiskundige termen.
  • Leibniz moet hierna snel Parijs verlaten omdat zijn beide beschermers Boineberg en the Elector of Mainz stierven vlak na elkaar. Leibniz kon geen andere baan vinden in Parijs en accepteerde dus een positie als raadgever van het huis van hanover. Hij deed er bijna een jaar over om van Parijs naar hanover te komen. Hij maakt een uitstapje naar London en naar Amsterdam waar hij Benedict Spinoza een filosoof en Anton van Leeuwenhoek ontmoete. De uitvinder van de microscoop. Toen hij eenmaal in Hanover was werd hij daar politiek adviseur, internationaal correspondent en technisch adviseur. Hij maakte op een bepaald ogenblik een afspraak dat als hij door gebruik van een windmolen water uit de mijnen kon krijgen, hij een levenslang pensioen kreeg. Leibniz is hier jaren mee bezig geweest en het is hem nooit gelukt. Hij werd er al voor uitgelachen, toen het huis van Hanover met een andere opdracht kwam. Leibniz moest een uitgebreide geschiedenis van het huis van Hanover schrijven. Dit vond Leibniz prima aangezien hij zo uitgebreid kon reizen. Hij produceerde 9 volumes van historische essays voordat hij stierf. Tijdens zijn leven was Leibniz enorm actief. Zo was Leibniz bezig met het plaatsen van een van de Duitse elecotors op de engelse troon. Hij correspondeerde met een heleboel mensen en hij schreef over van alles. Hij werkte ook nog aan wiskunde, natuurkunde en logica. En dit alles probeerde hij in een filosofisch systeem te plaatsen.
  • De laatste fase van zijn leven was een zwarte periode aangezien hij ervan beschuldigd werd plagiaat te hebben gepleegd met zijn rekenmachine aangezien Newton dat ook bedacht had. Newton woud it alleen niet delen met de rest van de wereld en hield zijn ontdekkingen voor zichzelf. Hierna was Leibniz niet meer geliefd in Engeland, maar kort daarop werd de Elector van Hanover koning in Engeland. Leibniz wou graag mee, maar kreeg de opdracht om in Hanover de geschiedenis af te maken. Hij stierf op 14 november 1718.


Leibniz’s Filosofie van de geest.

  • Leibniz grootste onenigheid met Descartes was over de mechanistische assumpties. Locke en descartes accepteerden extensie en beweging als primaire kwaliteiten van het universum, Leibniz was het hier niet mee eens. Zoals zijn infinitesinal calculus aantoonde, elk extensie materiaal object is potentieel op te delen in oneindigheid.

  • Leibniz dacht dat er forces of energies moeten zijn die ervoor zorgen dat er beweging is. Dus de ultieme units van de wereld moeten dynamisch zijn. Leibniz accepteerde van Descartess, “I think, therefore I am.”
  • Leibniz dacht dat er een universum is wat bestaat uit oneindige energie, zielachtige substanties die monads genoemd worden. Er zijn 4 soorten monads hiërarchisch georganiseerd. Helemaal bovenaan is een supreme monad, zoiets als God dus. Deze regelde alles. Daarna komt de rationele monad, dit zijn mensen Deze monads hebben apperception, wat inhoud dat ideeën niet simpel geregistreerd worden in het bewustzijn maar dat er ook attentie op gevestigd worde en rationele analyse. Bijv terwijl je een pagina leest, lees je niet alleen en geef je niet alleen betekenis aan de woorden maar ben je je ook bewust dat je aan het lezen en denken bent. Hieronder komen weer de sentient monads, dit zijn bijv dieren. Ze hebben geen bewuste ziel. Hieronder komen de bare of simpele monads. Dit zijn de lichamen van alle organisch of niet organisch.
  • De monads verschillen in het waarnemend vermogen(dus of je je bewust bent van wat je doet of niet). Elke monad heeft aangeboren doelen en een bestemming, maar vervolgt dat in een vooraf bepaalde harmonie met alle andere monads omdat ze alleen de creatie zijn van een enkele, perfecte en supreme monad. (blz. 66)
  • Psychohysical parallelism houdt in dat alles onafhankelijk van elkaar werkt maar dat wel alles tegelijkertijd wordt geregistreerd. New essay on Human understanding
  • Het was een fictieve dialoog tussen “philaletes”(locke) en “theophilus” (Leibniz).
  • Volgens Locke bestaat de geest alleen doordat je sensaties waarneemt. Leibniz zegt dat de geest een losstaand iets is wat je niet eerst verkrijgt door sensaties of waarnemingen.
  • Leibniz vindt dat het bewustzijn uit 3 dingen bestaat, apperceptie ( duidelijk, distinct en rationeel) , percepties (indirect) en minute percepties (dit zijn dingen die je niet bewust waarneemt maar wel waarneemt). Sommige minute percepties kunnen volledige percepties of appercepties worden, maar veel zijn zo klein en vaag dat je ze nooit bewust waarneemt. Leibniz zegt ook dat deze minute percepties voor een groot deel ons gedrag bepalen terwijl we het zelf niet weten (zoals Freud later ook zal ontdekken)
  • Locke zegt dat alleen secundaire kwaliteiten tegengesteld kunnen zijn (zoals vb met het koud/warm water). Leibniz zegt dat dit ook kan met primaire kwaliteiten. Als je je vingers kruist en je een potlood oppakt voelt het als 2 verschillende objecten.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen