Menu

Sofian Bouazzaoui

Sofian Bouazzaoui

Sector met constante kosten

De hele output vd sector neemt toe en bedrijven die actief zijn, moeten niet meer betalen voor arbeid-> constante kosten.

Er komen bedrijven bij die exact productietechniek van andere bedrijven kopiëren en even efficiënt werken. Effect: LT-aanbod neemt toe en de minimale kosten veranderen niet. Dus stijging A op korte termijn. Op LT komen bedrijven bij zodanig dat de prijs die vroeger gold, dat wordt de nieuwe prijs.

Op KT als vraag stijgt vd blauwe naar de rode, dan gaat de P stijgen gegeven aantal bedrijven. Nieuwe bedrijven komen, aanbod naar rechts.

Je kan ook een sector hebben waar prijzen niet constant blijven, maar dat vraagverschuiving zodanig groot is, dat prijzen van productiefactoren stijgen.

Lees meer...

Sector aanbod en sector evenwicht

Eerste bedrijf: zeer efficiënt. We kunnen al beginnen produceren als de prijs zeer laag is. Goed georganiseerd bedrijf, die kan al uit variabele kosten komen op moment dat prijs al groter is dan P1. 2e bedrijf: minder efficiënt bedrijf, mss minder goede locatie, allerlei redenen. Dat bedrijf komt maar id markt op moment dat prijs niveau P2 heeft. Eens de prijs groter is dan P2, gaan ze ook produceren.

Bij de prijs van P3: wat gaat het sector aanbod dan zijn als er 2 bedrijven zijn? Eerste bedrijf Q3A en 2e Q3Bsom daarvan: zie derde curve! De marktaanbodcurve is altijd vlakker in helling dan de individuele aanbodcurve. Grotere prijselasticiteit dus.

Entry en exit.

Indien er een aantal bedrijven id sector zijn op korte termijn en aanbod is S1. Soms van individuele aanbod van verschillende bedrijven. Als er bedrijven bijkomen, entry, dan gaat die aanbodcurve verschuiven naar rechts, effect: marktprijs gaat dalen.

Meer bedrijven id sector, dan verschuift het aanbod naar rechts.

Dus nieuwkomers->prijs dalen. Als een aantal bedrijven de sector verlaten -> A verschuift naar links->P zal stijgen.

Op KT: blijft het aantal bedrijven constant en dus ook de marktprijs.

Maar op LT: marktprijs kan stijgen of dalen door het aantal bedrijven dat binnenkomt en weggaat.

Op KT ligt het dus allemaal vast.

Op KT in situatie zitten waarbij het minst efficiënte bedrijf winst kan maken, wat gaat er dan gebeuren? Andere ondernemers gaan zien dat er nog in die sector poen te pakken is. Het minst efficiënte bedrijf kan zelfs nog winst maken! die sector gaat dus nieuwkomers aantrekken omdat men nog winst kan maken->entry.

Veronderstel dat minst efficiënte bedrijf verlieslatend is op KT, dat is een situatie die op LT onhoudbaar is. De minst efficiënte bedrijven gaan de sector verlaten->exit.

Zolang men winst kan blijven maken->entry.

Zolang men verlies maakt id sector->exit.

Op LT gaat dat spel door tot het moment dat het minst efficiënte bedrijf noch winst, noch verlies maakt->break-even.

Lange termijnevenwicht: de verlieslatende bedrijven zijn weg en er kan geen winst meer worden gerealiseerd door nieuwkomers.

Evenwicht op lange termijn, wanneer bereid? Wanneer marginale ondernemingen geen supranormale of economische winst maken en ook geen verlies maken en in die omstandigheden is er geen prikkel voor ondernemingen om uit de sector te stappen en ook niet om toe te treden.

Grafiek: op LT gaat de prijs zakken door het spel van entry en exit, tot op het moment dat de LT marginale kosten overeenkomen met de prijs. Daar gaat de minst efficiënte onderneming geen economische winst maken. Ze gaan produceren tegen een minimum aan gemiddelde kosten.

Lees meer...

Kenmerken

Groot aantal kopers en verkopers. Wat is belangrijk? Niet het aantal, maar: als je zeer groot aantal kopers/verkopers hebt, iedereen gaat ervan uit dat hij door zijn actie niks aan de markt verandert. Geen enkele koper/verkoper heeft perceptie dat door zijn acties hij effect heeft op de markt. Kopers en verkopers aanvaarden de marktprijs en aanvaarden dat ze daar niet veel invloed op hebben. Bedrijven zijn zowel prijsnemers als de consumenten.

Product is homogeen. Idee is dat alle benzines hetzelfde. Realiteit niet helemaal. Uitgp: homogeen product. Maakt interne concurrentie mogelijk. Enige considerans om te switchen van producent: prijs. Al de output zijn perfecte substituten.

Alle kopers en verkopers zijn perfect geïnformeerd. Dan krijg je 1 marktprijs. Als product homogeen is, weet men wanneer 1 producent meer vraagt dan marktprijs, gaat hij niet veel verkopen.

The law of 1 price. Dat garandeert dat er 1 marktprijs is voor een product.

In een markt met perfecte concurrentie is de markt verlaten perfect kosteloos. Vrije entree en vrije exit. Dat is natuurlijk extreem, dan krijg je extreme concurrentie, je kan altijd bedreigd worden door nieuwkomers, laat extreme competitie toe.

Wat heeft dat tot gevolg? 1 onderneming bekijken met zeer veel concurrenten. Een onderneming die werkt in sector met volm conc, die is prijsnemer, prijs hoger dan marktprijs-> verkoopt niets meer.

Onder de marktprijs verkopen -> geen zin, men kan dan eigenlijk niet meer of niet minder verkopen, men gaat dan de consument subsidiëren. MO: die is constant, gelijk aan de prijs.

Onderscheid korte en lange periode. Lange en korte periode onderscheiden zich met extra variabele: aantal ondernemingen.

Onderscheid van vorig hoofdstuk is dus ook hier van toepassing.

Ondernemingen hebben op KT vaste kosten. Minder flexibel dan op LT, omdat ze vaste productiefactoren hebben. Maar 2e variabele die belangrijk is: op KT is aantal concurrenten vast. Op LT is dat niet het geval, omdat je bedrijven kunt hebben die de sector verlaten of die toetreden tot de sector. Dus weer maximumflexibiliteit, zowel in keuze productiefactoren als in aantal concurrenten.

Wat gebeurt er met aanbod van 1 onderneming in korte periode?

Ondernemingen die de gangbare prijs moeten aanvaarden, hebben een lineaire opbrengstfunctie. Men kan niet prutsen met de prijs, onder de prijs verkopen heeft geen zin en boven de prijs verkopeniedereen gaat op een ander. Zo‟n onderneming op KT heeft vaste kosten. Standaardverloop van variabele kosten: toenemend en nadien afnemend grensproduct, daarmee dat die curve niet recht is.

Zo‟n onderneming kan alleen een outputniveau kiezen waarbij het verschil tss de TO en TK het grootst is, waar de winst het grootst is! Als ze weinig produceert: verlies. Het grootste verschil tss opbrengsten en kosten is in dat vb 9. De winstmaximerende output is 9.

De winstcurve is het verschil tussen die 2 curves uitgezet. De grootste winst bij output 9maximum vd winstcurve! Marginale analyse. We kunnen kijken naar MK. Die hebben een Uvormig verloop. Hoe wordt winstmaximerende output gezocht?

Wanneer MO = MK! De MO = prijs. Bij perfecte concurrentie is de prijs gelijk aan de gemiddelde opbrengst, ook gelijk aan marginale opbrengst en gelijk aan marginale kost. Dus een zodanig volume produceren waar de prijs gelijk is aan de kost. Bedrijf met veel concurrenten: output zetten daar waar men de MK net kan dekken.

Dan maakt men winst.

Drie mogelijke uitkomsten.

Als we gaan kijken naar gemiddelde kosten. De marktprijs kan groter zijn dan de gemiddelde kosten, in dat geval maakt een onderneming winst.

Supranormale winst: winst die overblijft nadat alle productiefactoren een marktconforme vergoeding hebben gekregen. Dus bovenop de vergoeding vd productiefactoren maakt hij nog extra winst = supranormale winst.

Hetgeen overblijft nadat alle productiefactoren een marktconforme vergoeding hebben gekregen.

Na vergoeding blijft er niets over, integendeel: de eigenaar moet nog geld toesteken: verlies!

En dan heb je de normale winst, er is geen supranormale winst meer.

Gemiddelde variabele kosten.

Hoeveel gaat men produceren bij verschillende marktprijzen, wat gaat dan het aanbod zijn van zo‟n onderneming? Als de prijs onder het minimum van de gemiddelde variabele kosten ligt, dan gaat die onderneming niets produceren. De kleinste variabele kost is 17.

Lager: de onderneming gaat niets produceren. Als prijs hoger is dan 17, bv 25? Marginale opbrengst is dan 25 en marginale kost die nog gedekt kan worden is 9. Dus bij prijs van 25, is output 9. Bij prijs van 31, dezelfde redenering: dan kan productie opgevoerd worden tot 10, omdat de marginale kosten nog gedekt kunnen worden door de prijs van 31. Dat stijgende deel vd MK boven het minimumpunt beschrijft het aanbodgedrag van 1 onderneming in perfect concurrentiële sector. Dat komt eigenlijk overeen met de MK boven het minimumpunt van de gemiddelde variabele kosten.

We weten nu hoe 1 onderneming zich bij verschillende prijzen gaat gedragen. Wat gaat dan het aanbod zijn van 1 sector?

Lees meer...

Marktvormen

Bedoeling is om te zien wat mate v concurrentie voor effect is op keuze van ondernemingen die ie bepaalde sector opereren.

Volmaakte mededinging en extreme monopolie: dat zie je id realiteit praktisch niet.

Volmaakte mededinging: extreem intense concurrentie.

Bij monopolie is er geen concurrentie!

Oligopolies: sectoren waar maar een paar bedrijven actief zijn, in die sectoren heb je strategisch gedrag. Speltheorie, gametheorie.

Volmaakte mededinging

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen